ter zake dienstig art 0711-0713

De hier opgenomen wetsartikelen, opmerkingen en eventuele toelichtingen kunnen, naast de artikelen van deze afdeling, ter zake dienstig zijn bij het in de praktijk brengen van een wetsartikel.

Algemeen:

De indiening van een verzoekschrift kan ook door een deurwaarder geschieden (zijn kantoor geldt in deze gevallen als de gekozen woonplaats van de verzoeker):

- Art. 700 BRv lid 3: termijnverlenging instellen eis in hoofdzaak

- Art. 709 BRv lid 1: aanstellen bewaarder door beslaglegger

- Art. 709 BRv lid 2: aanstellen bewaarder door vuistloos pandhouder

- Art. 715 BRv lid 2: termijnverlenging betekenen dagvaarding aan vennootschap

- Art. 721 BRv: termijnverlenging betekenen dagvaarding aan derde

Gegronde vrees voor verduistering moet worden gesteld bij:

- Art. 711 BRv lid 1: roerende zaken die geen registergoederen zijn, verhaal t.b.v. geldvordering

- Art. 711 BRv lid 1: rechten aan toonder of order, verhaal t.b.v. geldvordering (niet bij de houder van een wisselbrief, een orderbiljet of cheque, waarvan non-betaling door protest is vastgesteld)

- Art. 711 BRv lid 3: rechten waarvan de executie niet elders is geregeld

- Art. 714 BRv: aandelen op naam en effecten op naam die geen aandelen zijn

- Art. 725 BRv: onroerende zaken

- Art. 768 BRv lid 3: recht op goederen van de gemeenschap (maritaal beslag)

Gegronde vrees voor verduistering behoeft niet te worden gesteld bij:

- Art. 711 BRv lid 2: wissel, orderbiljet of cheque na protest van non-betaling

- Art. 718 BRv: derdenbeslag

- Art. 724 BRv: onder zichzelf

- Art. 728 BRv: schepen

- Art. 729d BRv: luchtvaartuigen

- Art 734 BRv lid 4: tot afgifte van zaken en levering van goederen

- Art. 765 BRv: vreemdelingenbeslag

Verplicht horen van beslagene geldt bij:

- Art. 709 BRv: aanstellen bewaarder bij beslag roerende zaken, niet zijnde registergoederen; let op de ‘tenzij-bepaling’

- Art. 720 BRv: loon en andere periodieke betalingen

Een beslag voor een geldvordering dient ertoe betaling van die vordering veilig te stellen. Indien de beslagene voldoende zekerheid stelt schiet het beslag zijn doel voorbij, zodat het des gevorderd ook moet worden opgeheven.

Opmerking(en)/passage(s) uit de beslagsyllabus van de Rechtbanken bij akte van art 711 BRv:

Zie voor de laatste versie de syllabus die is terug te vinden op www.rechtspraak.nl.

A3 Beslagsyllabus.

In beginsel wordt bij het verlof voor een verhaalsbeslag de vordering als volgt begroot (besluit LOVC van13 juni 2008):

- bij een gestelde hoofdsom tot € 300.000: de hoofdsom plus 30%,

- bij een gestelde hoofdsom van € 300.000 tot € 1.000.000: 30% over de eerste € 300.000 plus 20% over het meerdere tot € 1.000.000,

- bij een gestelde hoofdsom van € 1.000.000 tot € 5.000.000: 30% over de eerste € 300.000 plus 20% over het meerdere tot € 1.000.000 plus 15% over het meerdere tot € 5.000.000,

- bij een gestelde hoofdsom van meer dan € 5.000.000: 30% over de eerste € 300.000 plus 20% over het meerdere tot € 1.000.000 plus 15% over het meerdere tot € 5.000.000 plus 10% over het meerdere boven € 5.000.000.

In het kader van het vereiste van artikel 700 lid 2 Rv dat in het beslagrekest het door verzoeker ingeroepen recht wordt vermeld, dient in het beslagrekest te worden vermeld of sprake is van:

a. een vordering uit overeenkomst – onbetaalde facturen;

b. een vordering uit overeenkomst – overig;

c. een vordering uit onrechtmatige daad of op andere grondslag.

Ad a. In het beslagrekest dient het volgende te zijn opgenomen:

- een summiere omschrijving van geleverde goederen of diensten;

- vermelding van de door schuldenaar tegen de vordering aangevoerde verweren en de gronden daarvoor;

- het overleggen van een factuuroverzicht met factuurnummers, data en bedragen;

- het overleggen van de aanmaningen (als dat er veel zijn kan in plaats daarvan een overzicht van de aanmaningen worden overlegd).

Ad b. In het beslagrekest dient het volgende te zijn opgenomen:

- een voldoende feitelijke omschrijving van de vordering en de grondslag daarvan;

- vermelding van de door schuldenaar tegen de vordering aangevoerde verweren en de gronden daarvoor;

- het overleggen van het contract en de ingebrekestelling.

Indien geen contract is opgesteld, dient in het rekest te worden uiteengezet wat de (mondelinge) overeenkomst inhoudt.

Ad c. In het beslagrekest dient het volgende te zijn opgenomen:

- een omschrijving van de grondslag van de vordering (bijvoorbeeld: onrechtmatige daad, toerekenbaarheid, causaliteit en schade);

- vermelding van de door de schuldenaar tegen de vordering aangevoerde verweren en de gronden daarvoor;

- het overleggen van de relevante bewijsstukken (voor zover noodzakelijk voor een summiere beoordeling) en de aansprakelijkheidsstelling.

A4 Beslagsyllabus.

In het kader van proportionaliteit en subsidiariteit – welke aspecten in het kader van de bij de beoordeling van een beslagrekest te maken (summiere) afweging van de wederzijdse belangen zullen moeten worden betrokken – heeft het LOVCK in de hiervoor genoemde vergadering de volgende “best practices” vastgesteld: In het beslagrekest zal moeten worden gemotiveerd waarom het beslag nodig is en waarom is gekozen voor beslag op de in het beslagrekest genoemde goederen en waarom niet een minder bezwarend beslagobject mogelijk is (bijvoorbeeld beslag op een onroerende zaak in plaats van derdenbeslag onder de bank).

Tegen een verleend beslagverlof is geen hogere voorziening toegelaten (artikel 700 lid 2 BRv); de deurwaarder zal dan ook niet uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beslagverloven als een toereikende legitimatie voor het verlenen van zijn ministerie moeten beschouwen.

G. Beslagsyllabus

Indien verlof voor beslag op de inventaris van een onderneming wordt gevraagd, dient vermeld te worden dat de handelsvoorraad niet onder de inventaris wordt begrepen. Doet men dat niet of ingeval wel beslag op de handelsvoorraad wordt beoogd, dan dient men er rekening mee te houden dat de voorzieningenrechter eerst beide partijen zal willen horen alvorens op het gevraagde verlof te beslissen. Gezien de verstrekkende gevolgen voor de beslagdebiteur van een beslag op zijn handelsvoorraad, zal een verzoek tot het daarop mogen leggen van beslag (extra) goed gemotiveerd moeten zijn.

Art. 261 BRv

lid 1 Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, is deze titel (eerste boek: de wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad; derde titel: de verzoekschriftprocedure in eerste aanleg; eerste afdeling: algemene bepaling) van toepassing op alle zaken die met een verzoekschrift moeten worden ingeleid, alsmede op zaken waarin de rechter ambtshalve een beschikking geeft.

lid 2 Met een verzoekschrift worden ingeleid de zaken ten aanzien waarvan dit uit de wet voortvloeit.

Art. 700 BRv

lid 2 Het verlof wordt verzocht bij een verzoekschrift waarin de aard van het te leggen beslag en van het door de verzoeker ingeroepen recht en, zo dit recht een geldvordering is, ook het bedrag of, zo dit nog niet vaststaat, het maximum bedrag daarvan, worden vermeld, onverminderd de bijzondere eisen door de wet gesteld voor een beslag van de soort waarom het gaat. De voorzieningenrechter beslist na summier onderzoek. In geval van een geldvordering stelt hij het bedrag vast waarvoor het verlof wordt verleend, met inbegrip van de kosten waarin de schuldenaar zal kunnen worden veroordeeld. Bij het verlof kan de voorzieningenrechter, onverminderd artikel 64, derde lid , tevens verlof verlenen het beslag te leggen op alle dagen en uren. Tegen een krachtens dit lid gegeven verlof is geen hogere voorziening toegelaten.

Art 706 BRv

De kosten van het beslag kunnen, al of niet in de hoofdzaak, van de beslagene worden teruggevorderd, tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was.

Deze kosten moeten apart gevorderd worden daar ze niet tot de proceskosten behoren.

Art. 358 BRv

lid 1 Tegen eindbeschikkingen in zaken als bedoeld in artikel 261 staat, behoudens berusting, hoger beroep open.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 712 BRv jo. art 440/443/444 BRv:

Art 712 BRv

De artikelen 441, eerste lid , 443-445 , 447 , 448 , 451 , 453a , 455a , 457 en 461d zijn op de in het vorige artikel bedoelde beslag van overeenkomstige toepassing (441 lid 1: vordering in geld uitgedrukt; 443-445: wijze van beslagleggen; 447+448: beslagverboden; 451: rurale bewaarder; 453a: blokkerende werking; 455a: zaaksvervanging; 457: cumulatief beslag; 461d – beslag roerend onder derde).

Art. 704 BRv

lid 1 Zodra de beslaglegger in de hoofdzaak een executoriale titel heeft verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, gaat het conservatoir beslag over in een executoriaal beslag, mits de verkregen titel aan de beslagene en, zo het beslag onder een derde is gelegd, ook aan deze is betekend.

lid 2 Wordt de eis in de hoofdzaak afgewezen, en is deze afwijzing in kracht van gewijsde gegaan, dan vervalt daardoor tevens van rechtswege het beslag. Hetzelfde geldt, indien voor de tenuitvoerlegging van de beslissing in de hoofdzaak een rechterlijk bevelschrift of verlof nodig is, en de beslissing waarbij dit door de rechter is geweigerd in kracht van gewijsde is gegaan.

Toelichting op het begrip zekerheidstelling door de beslagene.

Met de vermelding van het maximumbedrag is niet beoogd het maximale bedrag aan te geven waarvoor het beslag mag worden gelegd, maar het bedrag waarvoor de beslaglegger een vordering op de beslagdebiteur pretendeert en verhaal beoogt te zoeken. Een andere opvatting, namelijk dat het aangegeven maximumbedrag de maximale hoogte bepaalt van het te leggen beslag, zou kunnen meebrengen dat een schuldeiser in haar recht van verhaal zou worden beknot ingeval ook andere crediteuren hun verhaalsrechten zouden uitoefenen. Niet kan worden aangenomen dat de wetgever een dergelijke afwijking van de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorziene regeling van het conservatoir beslag heeft gewild (LJN AU4691, Hoge Raad, uitspraak: 31-01-2006)

Art. 6:51 BW

lid 1 Wanneer uit de wet voortvloeit dat iemand verplicht is tot het stellen van zekerheid of dat het stellen van zekerheid voorwaarde is voor het intreden van enig rechtsgevolg, heeft hij die daartoe overgaat, de keuze tussen persoonlijke en zakelijke zekerheid.

lid 2 De aangeboden zekerheid moet zodanig zijn, dat de vordering en, zo daartoe gronden zijn, de daarop vallende rente en kosten behoorlijk gedekt zijn en dat de schuldeiser daarop zonder moeite verhaal zal kunnen nemen.

lid 3 Is de gestelde zekerheid door een niet aan de schuldeiser toe te rekenen oorzaak onvoldoende geworden, dan is de schuldenaar verplicht haar aan te vullen of te vervangen.

Art. 616 BRv

lid 1 Ingeval van geschil over een krachtens vonnis of beschikking te stellen zekerheid wordt daarover op vordering van de meest gerede partij in kort geding beslist door de voorzieningenrechter van de rechtbank, door wie of door wiens college de zaak in eerste aanleg is behandeld, of, in geval van een arbitraal vonnis, van de rechtbank ter griffie waarvan dat vonnis is neergelegd.

lid 2 Gaat het om een vonnis of beschikking van de kantonrechter, dan wordt de vordering voor deze ingesteld. Gaat het om een uitspraak van een gerechtshof in eerste aanleg, dan wordt de vordering ingesteld voor de voorzieningenrechter van de rechtbank die naar de gewone regels in eerste aanleg bevoegd zou zijn.

lid 3 Zowel de rechter die het vonnis of de beschikking, bedoeld in de vorige leden, wijst als de rechter die over het geschil omtrent de te stellen zekerheid oordeelt, kan een termijn bepalen:

a. waarbinnen de zekerheid moet worden aangeboden of gesteld, op straffe van verval van de bevoegdheid met het oog op welker uitoefening de zekerheidstelling is bevolen;

b. waarbinnen een aangeboden zekerheid door de wederpartij moet worden aanvaard of geweigerd, op straffe van verval van haar bevoegdheid zekerheidstelling te eisen.

lid 4 De rechter die de termijn heeft bepaald, kan deze op verzoek van de meest gerede partij, in te dienen voordat de termijn is verstreken, verlengen. Tegen een beschikking krachtens dit lid is geen hogere voorziening toegelaten.

Art. 453a BRv:

1. een vervreemding, bezwaring, onderbewindstelling of verhuring van de zaak, tot stand gekomen nadat deze in beslag genomen is, kan niet tegen de beslaglegger worden ingeroepen.

2. rechten door een derde anders dan om niet verkregen, worden geëerbiedigd, mits de zaak in zijn handen is gekomen en hij toen te goeder trouw was.

Art 455a BRv

lid 1 Vorderingen tot vergoeding die na inbeslagneming in de plaats van de beslagen zaak zijn getreden, daaronder begrepen vorderingen ter zake van waardevermindering van de zaak, vallen, nadat het beslag aan de schuldenaar uit die vordering is betekend, eveneens onder het beslag, behoudens de rechten van derden, die de executant moet eerbiedigen. Zij moeten op verlangen van de deurwaarder aan hem worden voldaan.

Art. 3:284 BW

1. Een vordering tot voldoening van kosten, tot behoud van een goed gemaakt, is bevoorrecht op het goed dat aldus is behouden.

2. De schuldeiser kan de vordering op het goed verhalen, zonder dat hem rechten van derden op dit goed kunnen worden tegengeworpen, tenzij deze rechten na het maken van de kosten tot behoud zijn verkregen. Een na het maken van die kostenovereenkomstig artikel 237 gevestigd pandrecht kan slechts aan de schuldeiser worden tegengeworpen, indien de zaak of het toonderpapier in de macht van de pandhouder of een derde is gebracht. Een na het maken van die kosten overeenkomstig artikel 90 verkregen recht kan slechts aan de schuldeiser worden tegengeworpen, indien tevens aan de eisen van lid 2 van dat artikel is voldaan.

3. Het voorrecht heeft voorrang boven alle andere voorrechten, tenzij de vorderingen waaraan deze andere voorrechten zijn verbonden, na het maken van de kosten tot behoud zijn ontstaan.

Art. 3:45 BW

lid 1 Indien een schuldenaar bij het verrichten van een onverplichte rechtshandeling wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden het gevolg zou zijn, is de rechtshandeling vernietigbaar en kan de vernietigingsgrond worden ingeroepen door iedere door de rechtshandeling in zijn verhaalsmogelijkheden benadeelde schuldeiser, onverschillig of zijn vordering vóór of na de handeling is ontstaan.

lid 5 Rechten, door derden te goeder trouw anders dan om niet verkregen op goederen die het voorwerp waren van de vernietigde rechtshandeling, worden geëerbiedigd. Ten aanzien van de derde te goeder trouw die om niet heeft verkregen, heeft de vernietiging geen werking voor zover hij aantoont dat hij op het ogenblik dat het goed van hem wordt opgeëist, niet ten gevolge van de rechtshandeling gebaat is.

Art. 5:14 BW

lid 1 De eigendom van een roerende zaak die een bestanddeel wordt van een andere roerende zaak die als hoofdzaak is aan te merken, gaat over aan de eigenaar van deze hoofdzaak.

lid 2 Indien geen der zaken als hoofdzaak is aan te merken en zij toebehoren aan verschillende eigenaars, worden deze mede-eigenaars van de nieuwe zaak, ieder voor een aandeel evenredig aan de waarde van de zaak.

lid 3 Als hoofdzaak is aan te merken de zaak waarvan de waarde die van de andere zaak aanmerkelijk overtreft of die volgens verkeersopvatting als zodanig wordt beschouwd.

Art. 5:15 BW Worden roerende zaken die aan verschillende eigenaars toebehoren door vermenging tot één zaak verenigd, dan is het vorige artikel van overeenkomstige toepassing.

Art. 5:16 BW

lid 1 Indien iemand uit een of meer roerende zaken een nieuwe zaak vormt, wordt deze eigendom van de eigenaar van de oorspronkelijke zaken. Behoorden deze toe aan verschillende eigenaars, dan zijn de vorige twee artikelen van overeenkomstige toepassing.

lid 2 Indien iemand voor zichzelf een zaak vormt of doet vormen uit of mede uit een of meer hem niet toebehorende roerende zaken, wordt hij eigenaar van de nieuwe zaak, tenzij de kosten van de vorming dit wegens hun geringe omvang niet rechtvaardigen.

lid 3 Bij het verwerken van stoffen tot een nieuwe stof of het kweken van planten zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 712 BRv jo. art 443 BRv tweede volzin:

Art. 1 ATW

lid 1 Een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

lid 2 Het vorige lid geldt niet voor termijnen, bepaald door terugrekening vanaf een tijdstip of een gebeurtenis.

Art. 2 ATW

Een in een wet gestelde termijn van ten minste drie dagen wordt, zo nodig, zoveel verlengd, dat daarin ten minste twee dagen voorkomen die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zijn.

Art. 3 ATW

lid 1 Algemeen erkende feestdagen in de zin van deze wet zijn: de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd en de vijfde mei.

lid 2 Voor de toepassing van deze wet wordt de Goede Vrijdag met de in het vorige lid genoemde dagen gelijkgesteld.

lid 3 Wij kunnen bepaalde dagen voor de toepassing van deze wet met de in het eerste lid genoemde gelijkstellen. Ons besluit wordt in de Nederlandse Staatscourant openbaar gemaakt.

Art. 4 ATW

Deze wet geldt niet voor termijnen:

a. omschreven in uren, in meer dan 90 dagen, in meer dan twaalf weken, in meer dan drie maanden, of in een of meer jaren;

b. betreffende de bekendmaking, inwerkingtreding of buitenwerkingtreding van wettelijke voorschriften;

c. van vrijheidsbeneming.

Art. 1077 BRv (Algemene slotbepaling)

lid 1 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de termijn gesteld in de artikelen 443, eerste lid, eerste zin, en 479g, tweede lid.

lid 2 Voor de toepassing van de Algemene termijnenwet worden de termijnen, gesteld in de artikelen 114 tot en met 116, als termijnen in de zin van artikel 1, tweede lid, van die wet aangemerkt.

lid 3 Onder algemeen erkende feestdagen worden in dit wetboek verstaan de in artikel 3 van de Algemene termijnenwet als zodanig genoemde en de bij of krachtens dat artikel daarmede gelijkgestelde dagen.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij art 712 BRv jo. art 444a BRv:

Art 444a BRv

lid 1 Indien er redelijk vermoeden bestaat, dat in beslag te nemen zaken zich bevinden op een plaats, van een derde gehuurd of op andere wijze in gebruik verkregen, zodanig dat voor de toegang de medewerking van de derde nodig blijft, zal de deurwaarder, ingeval van weigering van de geëxecuteerde of de derde om de deuren, welke tot de plaats toegang geven, te openen, handelen, zoals in het vorige artikel is bepaald. Met weigering staat gelijk afwezigheid na behoorlijke sommatie om persoonlijk of bij gemachtigde te verschijnen om de deuren te openen. De deurwaarder kan inmiddels door een bewaarder beletten, dat van de plaats iets wordt weggenomen.

Vb. Als Debbie Debiteur haar horloge plaatst in een door haar gehuurde kluis bij de bank dan kan de gerechtsdeurwaarder beslag leggen op het horloge in de kluis overeenkomstig art 444a BRv. Mevr. Debiteur is eigenaar van het horloge en de bank is in deze niets ten opzichte van het horloge.

Art. 461d BRv

Bevindt de in beslag genomen zaak zich onder een derde en beroept deze zich erop dat hij het beslag wegens de vorm ervan of wegens een hem ten aanzien van de zaak toekomend recht niet behoeft te dulden, dan dienen bij het beslag, voor zover de executant de executie zonder eerbiediging van het ingeroepen recht of bevoegdheid wenst door te zetten, de regels betreffende het derden-beslag uit de tweede afdeling te worden gevolgd, met dien verstande dat het reeds gelegde beslag geldt als een uitsluitend op die zaken gelegd derden-beslag en vervalt indien niet binnen drie dagen nadat het is gelegd, aan de derde een formulier in tweevoud als bedoeld in artikel 475 , is betekend.

Vb. Als Debbie Debiteur haar horloge ter reparatie geeft aan een juwelier dan kan de gerechtsdeurwaarder beslag leggen op het horloge bij de juwelier. Echter als de reparatiekosten nog niet betaald zijn en de juwelier zich erop beroept dit beslag niet te accepteren dan dient de gerechtsdeurwaarder beslag te leggen overeenkomstig art 461d BRv onder de houder van het horloge, zijnde de derde/juwelier.

Art 444b BRv

lid 2 De schade, welke de derde lijdt door het openbreken der deuren, wordt, indien dit niet aan hem te wijten is, hem vergoed door de executant, behoudens het verhaal van deze op de geëxecuteerde, indien daartoe gronden aanwezig zijn. De derde kan verlangen, dat, alvorens tot het openmaken der deuren wordt overgegaan, zekerheid wordt gesteld voor de voldoening der hem verschuldigde schadevergoeding.

lid 3 De deurwaarder en de ambtenaar, in artikel 444 genoemd, zijn tot geheimhouding verplicht nopens de inhoud van het register en de stukken, bedoeld in het derde lid van het vorige artikel; echter wat de geëxecuteerde betreft, voor zover niet anders is vereist voor een behoorlijke vervulling van hun taak te dezen.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 712 BRv jo. art 455a BRv:

Dit artikel gaat in beginsel over zaaksvervanging (de vordering op … komt in de plaats van de beslagen en thans vergane, verdwenen of beschadigde roerende zaak).

Het lijkt erop dat de uit te keren gelden direct gestort kunnen worden op de derdenrekening van de beslagleggende gerechtsdeurwaarder en dat de derde de gelden niet onder zich moet houden totdat er een executoriale titel is.

Art 712 BRv

De artikelen 441, eerste lid , 443-445 , 447 , 448 , 451 , 453a , 455a , 457 en 461d zijn op de in het vorige artikel bedoelde beslag van overeenkomstige toepassing (441 lid 1: vordering in geld uitgedrukt; 443-445: wijze van beslagleggen; 447+448: beslagverboden; 451: rurale bewaarder; 453a: blokkerende werking; 455a: zaaksvervanging; 457: cumulatief beslag; 461d – beslag roerend onder derde).

Art 455a BRv

lid 1 Vorderingen tot vergoeding die na inbeslagneming in de plaats van de beslagen zaak zijn getreden, daaronder begrepen vorderingen ter zake van waardevermindering van de zaak, vallen, nadat het beslag aan de schuldenaar uit die vordering is betekend, eveneens onder het beslag, behoudens de rechten van derden, die de executant moet eerbiedigen. Zij moeten op verlangen van de deurwaarder aan hem worden voldaan.

lid 2 De artikelen 475 i , 476 en 478 zijn van overeenkomstige toepassing.

Art 475i BRv

De executant is verplicht om binnen acht dagen na het leggen van het beslag het beslagexploit aan de geëxecuteerde te doen betekenen bij gebreke waarvan de voorzieningenrechter van de rechtbank het beslag op vordering van de geëxecuteerde kan opheffen.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 713 BRv jo. art 474a BRv:

Art 474a BRv

lid 1 Het beslag op rechten aan toonder of order geschiedt door beslag op het papier. De eerste en tweede afdeling en de tweede afdeling B zijn, voor wat betreft het daar omtrent beslag op zaken bepaalde, van overeenkomstige toepassing, tenzij uit de betreffende bepaling in verband met de aard van het recht anders volgt. Indien het recht bestaat in een opeisbare vordering, kan de executant in plaats van tot verkoop overeenkomstig de eerste afdeling over te gaan, de executie ook voortzetten door beslag onder derden overeenkomstig de tweede afdeling.

lid 2 Is ter voltooiing van de executie endossement vereist, dan kan dit door de deurwaarder die met de verkoop is belast, in zijn hoedanigheid van deurwaarder worden gesteld onder vermelding van "ter executie".

lid 3 …

Eerste, tweede en tweede B afdeling zijn resp. beslag rz, derdenbeslag en eigenbeslag.

Wissel1: Een wissel of wisselbrief is een onvoorwaardelijke, schriftelijke betalingsopdracht in (mogelijk ook vreemde) valuta, vastgesteld op een toekomstige datum, of per direct.

De trekker (schuldeiser/crediteur) geeft met een wissel opdracht aan de betrokkene (debiteur) om een bepaalde geldsom op een bepaalde datum te betalen aan de nemer (begunstigde) of diens order.

In de wisselbrief staat vermeld :

· naam trekker: de verkoper die de wisselbrief opstelt;

· naam betrokkene: de koper die op vervaldag bedrag moet betalen;

· naam begunstigde: de verkoper of derde;

· het bedrag: dit moet zowel vermeld worden in cijfers als in letters. Indien deze twee bedragen verschillen, wordt uitgegaan van het bedrag in letters.

· acceptatie wisselbrief: een verbintenis waarmee betrokkene aangeeft iedere houder van de wisselbrief op de vervaldag te zullen betalen.

· de term 'wissel' bovenaan; zonder dit kan men in geen geval in juridische zin spreken van een wissel.

Daarna heeft de verkoper verschillende mogelijkheden:

· op de vervaldag biedt de verkoper de wisselbrief aan bij de koper;

· de verkoper geeft de wisselbrief aan zijn schuldeisers (met een endossement) die daarmee dan de schuld kunnen incasseren;

· de verkoper geeft de wisselbrief aan zijn bank om te incasseren, als hij een cedentendiscontokrediet geniet. De bank betaalt de verkoper het bedrag na aftrek van commissieloon en interest voor resterende looptijd;

· de verkoper geeft de wisselbrief aan de bank van de koper om die de verkoper te laten betalen, als de koper een leveranciersdiscontokrediet geniet. De verkoper krijgt dan het volledige bedrag, terwijl de koper de kosten en intrest voor de resterende looptijd betaalt.

Betaalt de koper niet, dan moet de verkoper:

1. dit laten vaststellen door de gerechtsdeurwaarder (protest van niet-betaling). De wissel wordt dan gepubliceerd in 'De Lijst der Protesten'.

2. dit bedrag vorderen bij andere ondertekenaars wisselbrief (wissel met aval/borgtocht).

Endossement1: Een endossement is een verklaring op de achterzijde ('en dos') van een eigendomsbewijs waarbij de vervreemder (meestal: verkoper) de eigendom overdraagt aan een met name genoemde verkrijger (meestal: koper).

In artikel 3:93 van het Burgerlijk Wetboek is de aanwezigheid van een endossement een van de voorwaarden voor de geldigheid van de levering van een recht aan order. Degene die endosseert, de endossant, dient te verklaren dat de verkrijger op grond van het recht aan order een vordering heeft op de debiteur, welke dan ook opeisbaar is.

Artikel 3:93 BW: De levering, vereist voor de overdracht van een recht aan toonder waarvan het toonderpapier in de macht van de vervreemder is, geschiedt door de levering van dit papier op de wijze en met de gevolgen als aangegeven in de artikelen 90, 91 en 92. Voor overdracht van een recht aan order, waarvan het orderpapier in de macht van de vervreemder is, geldt hetzelfde, met dien verstande dat voor de levering tevens endossement vereist is.

1 Bron: Wikipedia d.d. 13-12-2010