jurisprudentie EEX 1215/2012

ECLI-NL-GHAMS-2016-446

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2016:446

Inhoudsindicatie:

Beroep op ontbreken internationale rechtsmacht is te laat gedaan. Art. 24 EEX. Beroep op diverse gebreken van de inleidende dagvaarding kunnen de oorspronkelijke gedaagde niet baten. Art. 122 Rv.

RO 3.5

Wat betreft de gestelde onbevoegdheid heeft Pharmis zich daar in eerste aanleg pas op beroepen in haar akte aanvulling verweer met eis in reconventie van 24 augustus 2011. Daarmee was zij te laat, omdat zij ingevolge artikel 24 van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken en de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1981 (NJ 1981, 546) dat beroep had behoren te doen in het eerste door haar te nemen processtuk houdende verweer, te weten haar verzetdagvaarding van 20 mei 2011 dat op grond van artikel 147 Rv geldt als de conclusie van antwoord. In haar verzetdagvaarding ontbreekt evenwel een beroep op onbevoegdheid.

RO 3.6

Wat betreft de dagvaarding betreft stelt Pharmis dat de ontvangstbevestiging ontbreekt en zij beroept zich op artikel 56 lid 3 Rv en artikel 14 van de BetVo II (de Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken ('de betekening en de kennisgeving van stukken') en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad (PbEU 2007, L 324/79). Het beroep op deze bepalingen kan Pharmis evenwel niet baten, omdat zij in het geding is verschenen en zij niet onredelijk in haar belangen is geschaad. Op de voet van artikel 122 Rv verwerpt het hof dan ook het beroep van Pharmis op de nietigheid van de dagvaarding. Dat de dagvaarding diende te worden betekend overeenkomstig artikel 56 Rv en de betrokken Verordening laat onverlet dat een tekortkoming in de betekening zoals door Pharmis gesteld bij verschijning in rechte niet tot de sanctie van nietigheid leidt als de belangen van de gedaagde niet zijn geschaad, overeenkomstig het bepaalde in artikel 122 Rv (vgl. onder meer HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:AZ6094). Pharmis heeft gesteld dat zij in haar belangen is geschaad omdat Pharmis in de procedure in eerste aanleg, vanwege taalproblemen, onvoldoende heeft kunnen volgen wat Pangenerika heeft gesteld. Dit gestelde probleem heeft evenwel met (de betekening van) de dagvaarding niets van doen en kan dan ook geen grond geven voor nietigverklaring van de dagvaarding. Grief 1 faalt derhalve.

Vindplaats(en): Rechtspraak.nl