jurisprudentie brv art 612-615b

ECLI-NL-HR-2008-BD1674

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2008:BD1674

Inhoudsindicatie:

Procesrecht. Schadestaatprocedure; Omvang rechtsstrijd; Verweer dat is ontleend aan een exoneratiebeding en geen betrekking heeft op de grondslag van de vergoedingsplicht, kan ook in de schadestaatprocedure worden gevoerd, indien dat niet in de hoofdprocedure is geschied.

RO. 3.5.3

Bij de beoordeling van deze klachten moet het volgende worden vooropgesteld. De schadestaatprocedure van art. 612-615b Rv. sluit aan bij afdeling 6.1.10 BW betreffende de wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding en is dan ook een procedure waarin de vaststelling van de inhoud en de omvang van de in de hoofdprocedure vastgestelde verplichting tot schadevergoeding, aan de orde is. De grondslag van die verplichting, zoals in dit geval de wanprestatie, dient bij uitsluiting in de hoofdprocedure te worden vastgesteld.

Een contractueel beding waarbij aansprakelijkheid wordt uitgesloten voor bepaalde schadefactoren of soorten schade die (mede) het gevolg zijn van de gedraging of gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, betreft de inhoud en omvang van de verplichting tot schadevergoeding, zodat een verweer dat wordt ontleend aan een dergelijk beding in de schadestaatprocedure kan worden gevoerd, ook indien dat niet in het hoofdgeding is geschied. Verweren ontleend aan bedingen op grond waarvan de in de hoofdzaak vastgestelde grondslag van de vergoedingsplicht (opnieuw) ter discussie kan worden gesteld, horen daarentegen niet thuis in de schadestaatprocedure.

Vindplaats(en): JOL 2008, 382; NJ 2008, 285; Rechtspraak.nl; RvdW 2008, 516

ECLI-NL-HR-2008-BC5602

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2008:BC5602

Inhoudsindicatie:

Onrechtmatige daad. Uitgeoefende dwang door curator zich naar een in kort geding gegeven bevel te gedragen door dreiging met executie; schuld.

RO. 4.5

Onderdeel B.2.3 komt op tegen het ten overvloede gegeven oordeel van het hof dat [eiseres] niet heeft toegelicht dat zij schade heeft geleden door het op 15 juli 2003 opnieuw gelegde beslag.

De motiveringsklacht van het onderdeel is terecht voorgedragen. [Eiseres] heeft immers vergoeding gevorderd van de door haar als gevolg van de beslaglegging geleden schade, op te maken bij staat. Voor toewijzing van die vordering is voldoende dat het bestaan of de mogelijkheid van schade als gevolg van de gestelde onrechtmatige daad, voldoende aannemelijk is. Al aangenomen dat het oordeel van het hof aldus moet worden verstaan dat het bestaan van de door [eiseres] gestelde schade niet voldoende aannemelijk is, is dat oordeel onbegrijpelijk gemotiveerd, gelet op de uitvoerige uiteenzetting die [eiseres] dienaangaande heeft gegeven in haar memorie van grieven nr. 24, waarop het onderdeel - met recht - een beroep doet.

Vindplaats(en): JOL 2008, 297; NJ 2008, 225; Rechtspraak.nl; RvdW 2008, 421