jurisprudentie bw boek 4

ECLI-NL-GHSGR-2006-AX6297

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSGR:2006:AX6297

Inhoudsindicatie:

RO 3.2

3.2 SVWM heeft in de toelichting op deze grieven gesteld dat [huurder] een testament had, waarin twee algeheel erfgenamen waren aangewezen. Deze hebben de nalatenschap verworpen. Volgens wettelijk erfrecht waren de broer en zuster van [huurder] erfgenaam. Ook zij hebben de nalatenschap verworpen. Bij plaatsvervulling werden vervolgens de minderjarige kinderen van de broer en zuster van [huurder] erfgenaam. Blijkens artikel 4: 193, lid 1 BW kan een wettelijk vertegenwoordiger van een erfgenaam deze niet zuiver aanvaarden en hij behoeft voor verwerping een machtiging van de kantonrechter. Hij is verplicht een verklaring van beneficiaire aanvaarding of verwerping af te leggen binnen drie maanden vanaf het tijdstip waarop de nalatenschap de erfgenaam toekomt. Heeft hij de termijn laten verlopen, zo volgt uit artikel 4:193, lid 2 BW, dan geldt de nalatenschap als door de erfgenaam beneficiair aanvaard. Nu de wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige erfgenamen (bij plaatsvervulling) de nalatenschap niet binnen de in artikel 4:193, lid 1 BW bedoelde termijn hebben verworpen of beneficiair aanvaard en er evenmin een verlenging van de termijn is verleend, worden de minderjarige erfgenamen geacht de nalatenschap beneficiair te hebben aanvaard met de daaraan verbonden verplichting de nalatenschap te (doen) vereffenen, waartoe ook de verplichting tot ontruiming behoort. Aldus SVWM.

Vindplaatsen: Rechtspraak.nl