Richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer Gerechtshof Amsterdam

ECLI-NL-GHAMS-2021-5

Richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer Gerechtshof Amsterdam 2021


Uitspraak

Richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer Gerechtshof Amsterdam 2021

In deze richtlijn heeft de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van het Gerechtshof Amsterdam (hierna ook: het hof) de uitgangspunten vastgelegd voor kostenveroordelingen, opgelegd bij een beslissing in hoger beroep van het hof op een klacht tegen een notaris, toegevoegd notaris, kandidaat-notaris, gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat­gerechtsdeurwaarder (hierna: de notaris of de gerechtsdeurwaarder).

Deze richtlijn is tot stand gekomen na de evaluatie in het najaar van 2020 door het hof van de Tijdelijke richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer Gerechtshof Amsterdam (Stcrt. 2017, 75085 en 2019, 61782) (hierna: de Tijdelijke richtlijn).

Wettelijke regeling

Sinds 1 januari 2018 gelden voor beroepschriften die worden ingediend bij het hof de volgende regels.

Voordat het hof een beroepschrift in behandeling neemt, moet de indiener van het beroepschrift binnen vier weken na bericht van de griffie een griffierecht van € 50 betalen.

Als een klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard, moet de notaris of de gerechtsdeurwaarder het door de klager in hoger beroep betaalde griffierecht aan de klager vergoeden.

Als het hof voorts ook een maatregel oplegt, kan het hof de notaris of de gerechtsdeurwaarder daarnaast veroordelen in de (overige) kosten van klager en (een deel van) de kosten van de behandeling van de zaak bij het hof.

De wetgever gaat uit van het principe dat de kosten van de tuchtprocedure zoveel mogelijk worden gedragen door degene die ertoe aanleiding heeft gegeven dat die procedure noodzakelijk was, waarbij wel rekening dient te worden gehouden met de omstandigheden van het geval. De klager kan niet in de kosten worden veroordeeld.

Richtlijn, afwijken mogelijk

Het hof heeft deze richtlijn opgesteld met het oog op de eenduidigheid en de voorspelbaarheid van de toepassing van de wettelijke regels in de praktijk. Het is een richtlijn, dat wil zeggen dat het hof ervan kan afwijken als dat nodig wordt geacht.

Kostenveroordeling: uitgangspunt is ja, tenzij

De wetgever heeft het oordeel over (de hoogte van) de kostenveroordeling bij de tuchtrechter gelaten. Het uitgangspunt daarbij is: altijd een kostenveroordeling opleggen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn om dit niet te doen. Dat betekent dat als aan de wettelijke voorwaarde is voldaan dat de klacht (gedeeltelijk) gegrond is en aan de notaris of de gerechtsdeurwaarder een maatregel is opgelegd, het hof in beginsel de in deze richtlijn genoemde kostenveroordeling oplegt, ook als de klager daar niet om heeft gevraagd (dus ook ambtshalve).

Twee soorten kostenveroordelingen

Er zijn twee soorten kostenveroordelingen:

1. ten behoeve van de klager;

2. ten behoeve van het hof.

Ad 1. Kosten van de klager

Op grond van deze richtlijn moet de notaris of de gerechtsdeurwaarder aan de klager (naast het griffierecht) vergoeden:

a. de kosten van de klager (bijvoorbeeld aan reis- en verletkosten), die worden vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 50;

b. de kosten van de klager in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (bijvoorbeeld een advocaat), die worden vastgesteld door het toekennen van punten aan de verrichte proceshandelingen (bijvoorbeeld het indienen van een beroepschrift of het bijwonen van een zitting), met een maximum van twee (tenzij naar het oordeel van het hof sprake is van een bijzondere proceshandeling waaraan een nader punt kan worden toegekend). De waarde per punt wordt vastgesteld op een bedrag van € 525.

Ad 2. Kosten van behandeling van de klacht in hoger beroep door het hof

Naast de kosten van de klager moet de notaris of de gerechtsdeurwaarder aan het hof de kosten vergoeden van de behandeling van de klacht door het hof. Deze kosten zien onder andere op het gebruik van de zittingszaal en werkruimtes en op de werkzaamheden van de leden en de ondersteuning van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 2.000.

Wegingsfactoren

Voor de kosten van rechtsbijstand en de kosten van de behandeling van de klacht gelden wegingsfactoren. Voor zeer lichte zaken is de factor 0,25, voor lichte zaken 0,5 en voor alle andere zaken 1. Het gewicht van de zaak is afhankelijk van de feitelijke en/of juridische complexiteit van de zaak. Dat een zaak met een waarschuwing eindigt, betekent dus nog niet dat het een (zeer) lichte zaak is. De kostenveroordeling betreft immers (een bijdrage in) de vergoeding van de kosten van klager en het hof en is geen bijkomende maatregel.

Tenzij

Het hof kan uit eigen beweging en/of op verzoek van de notaris of de gerechtsdeurwaarder afzien van een kostenveroordeling of een lagere kostenveroordeling opleggen als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven (bijvoorbeeld: geringe ernst van het laakbaar handelen, draagkracht van de notaris of de gerechtsdeurwaarder en/of diens opstelling in de aanloop naar en tijdens de tuchtprocedure).

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking per 1 januari 2021 en is van toepassing op zaken waarvan het beroepschrift vanaf die datum bij het hof binnenkomen. Voor oude zaken blijft de Tijdelijke richtlijn gelden.

Deze richtlijn wordt ter voorlichting gepubliceerd in de Staatscourant en op

www.rechtspraak.nl.