jurisprudentie bw boek 7a

ECLI-NL-HR-2017-1186

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2017:1186

Inhoudsindicatie:

Overeenkomstenrecht. Bruikleen. Geleende aanhangwagen wordt gestolen. Bruiklener aansprakelijk? Omvang zorgplicht ‘als een goed huisvader’ (art. 7A:1781 lid 2 BW).

RO 3.3.2

Op degene die een zaak in bruikleen heeft ontvangen, rusten – behoudens voor zover uit de overeenkomst anders voortvloeit – twee primaire verplichtingen:

- hij dient de zaak bij het einde van de bruikleen aan de uitlener terug te geven (art. 7A:1777 BW) en

- hij moet tot op dat moment ‘als een goed huisvader’ voor de bewaring en het behoud van de zaak zorgen (art. 7A:1781 lid 1 BW).

Voorts gelden de in deze zaak niet aan de orde zijnde voorschriften dat de bruiklener van de zaak geen ander gebruik mag maken dan de aard van de zaak meebrengt of uit de overeenkomst voortvloeit (art. 7A:1781 lid 2 BW) en dat hij niet aansprakelijk is voor waardevermindering van de zaak als gevolg van het overeengekomen gebruik (art. 7A:1784 BW).

Uit dit samenstel van bepalingen volgt dat de bruiklener de zaak bij het einde van de bruikleen in beginsel dient terug te geven in de staat waarin hij deze ontvangen heeft. Is hij daartoe niet in staat, maar heeft hij wel de zorg van een goed huisvader in acht genomen, dan is sprake van een niet-toerekenbare tekortkoming en is hij dus niet aansprakelijk voor slijtage, beschadiging of verlies van de zaak.

RO 3.3.3

Uit de wettelijke regeling van bruikleen volgt niet dat aan de verplichting om voor het behoud van de zaak ‘als een goed huisvader’ te zorgen, hogere eisen moeten worden gesteld dan de eisen die worden gesteld in bijvoorbeeld art. 6:27 BW (zorgvuldig schuldenaar).

Wat de zorgplicht van ‘een goed huisvader’ inhoudt, hangt af van de omstandigheden van het geval, zoals de inhoud van de overeenkomst, waaronder begrepen het bij de overeenkomst beoogde gebruik van de zaak, de aard van het geleende en eventueel naast de bruikleen tussen partijen bestaande (rechts)betrekkingen, alsmede van de redelijkheid en billijkheid.

RO 3.3.4

Het vorenstaande brengt mee dat de in het onderdeel bepleite opvatting omtrent de zwaarte van de zorgplicht van de bruiklener geen steun vindt in het recht, zodat het onderdeel faalt. Ook onderdeel 2, dat het hof verwijt de zorgplicht (in rov. 3.8) afhankelijk te oordelen van de omstandigheden van het geval, mist dus doel.

De onderdelen 3-8 bouwen voort op onderdeel 1 en moeten het lot daarvan delen. Voor zover onderdeel 4 niet op de daaraan voorafgaande onderdelen voortbouwt en klaagt over het oordeel van het hof dat [eiser] met de door hem getroffen maatregelen ‘als een goed huisvader’ voor de aanhangwagen heeft gezorgd, faalt het evenzeer. Dat oordeel geeft, in het licht van het vorenoverwogene, geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk of anderszins onvoldoende gemotiveerd.

Vindplaatsen: Rechtspraak.nl