ter zake dienstig art 0475-0479a

De hier opgenomen wetsartikelen, opmerkingen en eventuele toelichtingen kunnen, naast de artikelen van deze afdeling, ter zake dienstig zijn bij het in de praktijk brengen van een wetsartikel.

Algemeen:

Art. 3:276 BW:

Tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt, kan een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen.

Art 3:296 BW

lid 1 Tenzij uit de wet, uit de aard der verplichting of uit een rechtshandeling anders volgt, wordt hij die jegens een ander verplicht is iets te geven, te doen of na te laten, daartoe door de rechter, op vordering van de gerechtigde, veroordeeld.

lid 2 Hij die onder een voorwaarde of een tijdsbepaling tot iets is gehouden, kan onder die voorwaarde of tijdsbepaling worden veroordeeld.

Art. 1 ATW

lid 1 Een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

lid 2 Het vorige lid geldt niet voor termijnen, bepaald door terugrekening vanaf een tijdstip of een gebeurtenis.

Art. 2 ATW

Een in een wet gestelde termijn van ten minste drie dagen wordt, zo nodig, zoveel verlengd, dat daarin ten minste twee dagen voorkomen die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zijn.

Art. 3 ATW

lid 1 Algemeen erkende feestdagen in de zin van deze wet zijn: de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd en de vijfde mei.

lid 2 Voor de toepassing van deze wet wordt de Goede Vrijdag met de in het vorige lid genoemde dagen gelijkgesteld.

lid 3 Wij kunnen bepaalde dagen voor de toepassing van deze wet met de in het eerste lid genoemde gelijkstellen. Ons besluit wordt in de Nederlandse Staatscourant openbaar gemaakt.

Art. 4 ATW

Deze wet geldt niet voor termijnen:

a. omschreven in uren, in meer dan 90 dagen, in meer dan twaalf weken, in meer dan drie maanden, of in een of meer jaren;

b. betreffende de bekendmaking, inwerkingtreding of buitenwerkingtreding van wettelijke voorschriften;

c. van vrijheidsbeneming.

Art. 1077 BRv (Algemene slotbepaling)

lid 1 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de termijn gesteld in de artikelen 443, eerste lid, eerste zin, en 479g, tweede lid.

lid 2 Voor de toepassing van de Algemene termijnenwet worden de termijnen, gesteld in de artikelen 114 tot en met 116, als termijnen in de zin van artikel 1, tweede lid, van die wet aangemerkt.

lid 3 Onder algemeen erkende feestdagen worden in dit wetboek verstaan de in artikel 3 van de Algemene termijnenwet als zodanig genoemde en de bij of krachtens dat artikel daarmede gelijkgestelde dagen.

Art. 144 BRv

Het vonnis wordt geacht ten uitvoer te zijn gelegd:

a. in geval van gerechtelijke verkoop van goederen, na de verkoop;

b. in geval van derdenbeslag op een vordering, na de uitbetaling aan de beslaglegger, of, indien dit beslag wordt gelegd op een vordering tot periodieke betalingen, na de eerste uitbetaling;

c. in geval van tenuitvoerlegging van een veroordeling tot levering of afgifte van goederen die geen registergoederen zijn, nadat de levering of afgifte heeft plaatsgevonden;

d. in geval van gedwongen ontruiming van onroerende zaken, nadat de ontruiming heeft plaatsgevonden.

Een derde is in beginsel ieder die buiten de relatie tussen de schuldeiser en de schuldenaar staat. Voor het derdenbeslag is de derde evenwel degene die een rechtsrelatie met de schuldenaar heeft en die of iets verschuldigd is aan de schuldenaar of iets van deze onder zich heeft. Het is een breed misverstand om degene die aan de schuldenaar een safeloket verhuurt als derde (in de zin van derdenbeslag), aan te merken. Dat is deze niet (Hof Leeuwarden, 18 december 1996, NJ 1998, 215).

Bij beslag onder een derde waarbij de schuldenaar om niet of tegen een onevenredig lage vergoeding werkzaamheden of diensten verricht (voor deze derde) waarbij deze gewoonlijk slechts tegen betaling worden verricht, wordt ten behoeven van de schuldeiser aangenomen dat de schuldenaar hiervoor een redelijke vergoeding krijgt van de derde(-beslagene).

Bij de beoordeling van de vraag welke vergoeding als redelijk moet worden aangenomen, worden alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, in het bijzonder

    • de aard van de verrichte werkzaamheden of diensten

    • de betrekkingen van verwantschap of van andere aard tussen de schuldenaar en de derde

    • de financiële draagkracht van de derde

In deze kan de jurisprudentie van ECLI-NL-GHLEE-2011-BQ1832 bijdragen in het afdwingen van een juiste verklaring van de derde. Zie o.a. RO. 4.8. Bij beantwoording van voornoemde vraag kan er sprake zijn van een verzwaarde motiveringsplicht in die zin dat voldoende feitelijke gegevens moeten worden verstrekt ter motivering van de aangevoerde stellingen teneinde de wederpartij op wie de stelplicht en bewijslast rusten aanknopingspunten te verschaffen voor een eventuele bewijslevering. Daarvan zal met name sprake zijn indien die feitelijke gegevens liggen “in het domein” van degene op wie niet de stelplicht en bewijslast rusten (HR 13 januari 1997, NJ 1997, 175).

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 475 BRv:

Indien er beslag gelegd wordt nadat een schuldvordering op naam is overgedaan (akte van cessie) dan gaat de cessieakte vóór op het gelegde derdenbeslag indien en voor zover aan alle voorwaarden is voldaan. Op het moment dat er eerst beslag is gelegd en daarna volgt de akte van cessie dan gaat het gelegde beslag voor.

Art 3:94 BW

lid 1 Buiten de in het vorige artikel geregelde gevallen worden tegen een of meer bepaalde personen uit te oefenen rechten geleverd door een daartoe bestemde akte, en mededeling daarvan aan die personen door de vervreemder of verkrijger.

lid 2 De levering van een tegen een bepaalde, doch op de dag waarop de akte wordt opgemaakt onbekende persoon uit te oefenen recht dat op die dag aan de vervreemder toebehoort, werkt terug tot die dag, indien de mededeling met bekwame spoed wordt gedaan, nadat die persoon bekend is geworden.

lid 3 Deze rechten kunnen ook worden geleverd door een daartoe bestemde authentieke of geregistreerde onderhandse akte, zonder mededeling daarvan aan de personen tegen wie die rechten moeten worden uitgeoefend, mits deze rechten op het tijdstip van de levering reeds bestaan of rechtstreeks zullen worden verkregen uit een dan reeds bestaande rechtsverhouding. De levering kan niet worden tegengeworpen aan de personen tegen wie deze rechten moeten worden uitgeoefend dan na mededeling daarvan aan die personen door de vervreemder of de verkrijger. Voor de verkrijger van een recht dat overeenkomstig de eerste zin is geleverd, geldt artikel 88 lid 1 slechts, indien hij te goeder trouw is op het tijdstip van de in tweede zin bedoelde mededeling.

lid 4 De personen tegen wie het recht moet worden uitgeoefend, kunnen verlangen dat hun een door de vervreemder gewaarmerkt uittreksel van de akte en haar titel wordt ter hand gesteld. Bedingen die voor deze personen van geen belang zijn, behoeven daarin niet te worden opgenomen. Is van een titel geen akte opgemaakt, dan moet hun de inhoud, voor zover voor hen van belang, schriftelijk worden medegedeeld.

Art 7:610 BW

lid 1 De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.

lid 2 Indien een overeenkomst zowel aan de omschrijving van lid 1 voldoet als aan die van een andere door de wet geregelde bijzondere soort van overeenkomst, zijn de bepalingen van deze titel en de voor de andere soort van overeenkomst gegeven bepalingen naast elkaar van toepassing. In geval van strijd zijn de bepalingen van deze titel van toepassing.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 475d BRv:

Art. 475c, 475d, 475e, 475f en 475g BRv geven nadere bepalingen met betrekking tot het berekenen van de beslagvrije voet. Hieronder zijn een aantal items eruit gelicht.

Art 475b BRv

lid 3 Beslag op nabetalingen is niet verder geldig dan indien de betaling gedurende het beslag tijdig was geschied.

Vakantiegeld geldt niet als nabetaling en valt derhalve, ongeacht het tijdstip waarop het wordt gelegd, onder het derdenbeslag.

Art 475e BRv

Geen beslagvrije voet geldt voor vorderingen van een schuldenaar die niet in Nederland woont of vast verblijft. Indien hij evenwel aantoont dat hij buiten deze vorderingen onvoldoende middelen van bestaan heeft, kan de kantonrechter op zijn verzoek een beslagvrije voet vaststellen voor zijn vorderingen op schuldenaren die woonplaats hebben in Nederland.

Bij het toepassen van geen beslagvrije voet gaat het erom dat de gerechtsdeurwaarder er kennis van heeft dat de debiteur niet in Nederland woont of verblijft en niet als het onbekend is waar de debiteur woont (de zogenoemde GBA melding “vertrokken onbekend waarheen”).

Art 475g BRv

lid 1 Een schuldenaar is verplicht aan een deurwaarder die gerechtigd is tegen hem beslag te leggen, desgevraagd zijn bronnen van inkomsten op te geven. Een deurwaarder die beslag heeft gelegd, is verplicht hem op te geven hoeveel zijn beslagvrije voet bedraagt, berekend volgens artikel 475d, eerste lid.

lid 2 Zo lang als de schuldenaar desgevraagd niet aan de beslaglegger of diens vertegenwoordiger opgeeft of en hoeveel inkomen toekomt aan degene aan wie samen met hem gezinsbijstand zou kunnen toekomen, wordt de beslagvrije voet gehalveerd.

lid 3 Een deurwaarder die gerechtigd is tegen een schuldenaar beslag te leggen, is bevoegd aan degene van wie hij vermoedt dat deze aan de schuldenaar periodieke betalingen verricht of schuldig is, te vragen of dat zo is. Ieder is verplicht hierop desgevraagd schriftelijk te antwoorden. Daarbij moeten de termijn van de betalingen en hun omvang na aftrek van de in artikel 475a genoemde inhoudingen worden opgegeven alsmede eventuele gelegde beslagen. De Staat en degenen die periodieke betalingen doen aan personen wier naam zij niet rechtstreeks uit hun administratie kunnen lichten, behoeven de vraag slechts te beantwoorden ten aanzien van in de vraag omschreven betalingen of aangeduide collectieve verzekeringen.

De beslagvrije voet mag worden gehalveerd indien de gerechtsdeurwaarder weet of een redelijk vermoeden heeft dat de partner een inkomen bezit en dat deze niet wordt opgegeven. Indien achteraf het inkomen van de partner wel wordt opgegeven dan dient de beslagvrije voet met terugwerkende kracht te worden vastgesteld. De beslagen echtgenoot houdt altijd minimaal de helft over van de beslagvrije voet voor echtgenoten, ongeacht de hoogte van het inkomen van de andere echtgenoot.

Let op het doorwerken van de wet ‘Wet Werk en Bijstand’ in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering meer specifiek boek 2, titel 2, afdeling 2 (executoriaal beslag onder derden).

Geld dat gestald is bij een advocaat kan beslagen worden. De advocaat kan zich dan niet beroepen op art 165 lid 2 BRv (geheimhoudingsplicht) daar het niet tot zijn kerntaken behoort om geld te bewaren voor zijn cliënte.

Art 475d BRv

lid 5 De beslagvrije voet wordt verhoogd met:

a. de premie van een door de schuldenaar gesloten ziektekostenverzekering, verminderd met de normpremie, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de zorgtoeslag , voor zover reeds begrepen in de bijstandsnorm zoals die voor de schuldenaar geldt ingevolge het eerste, tweede en vierde lid, en met de krachtens die wet ontvangen zorgtoeslag, telkens wanneer deze premie vervalt terwijl het beslag ligt;

b. de voor rekening van de schuldenaar komende woonkosten verminderd met ontvangen huurtoeslag of woonkostentoeslag, voor zover de woonkosten, na deze vermindering, meer bedragen dan het bedrag, genoemd in artikel 17, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag , met dien verstande dat de verhoging van de beslagvrije voet niet meer bedraagt dan het huurtoeslagbedrag waarop de schuldenaar, uitgaande van de laagste inkomenscategorie, krachtens artikel 21 van de Wet op de huurtoeslag ten hoogste aanspraak heeft.

lid 6 De beslagvrije voet wordt verminderd met de voor beslag vatbare periodieke inkomsten van de schuldenaar waarop geen beslag ligt, alsmede met het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud en de toeslag voor een partner of eenoudergezin, begrepen in aan de schuldenaar toegekende studiefinanciering of tegemoetkoming in de studiekosten die niet vatbaar is voor beslag.

lid 7 Met wijziging van omstandigheden die de beslagvrije voet verhogen, moet de beslaglegger onverwijld rekening houden. Hij is verplicht aan degene die de periodieke betaling moet verrichten, met het tijdstip van ingang, kennis van de verhoging te geven onmiddellijk nadat de reden daarvoor is aangetoond aan hem, zijn advocaat, zijn gemachtigde of de deurwaarder.

Als er bij reiskosten sprake is van een 1 op 1 uitgave dan vallen deze niet onder het beslag (reiskosten zijn een component van het netto-salaris). Een buitensporige reiskostenvergoeding valt echter wel onder het beslag (na aftrek van de normale reiskostenvergoeding).

Art 475c sub b BRv stelt dat kinderbijslag niet beslagen kan worden.

Een onkostenvergoeding valt wel onder beslag evenals een fooi. Twijfelachtig is of artikel 116 Ambtenarenwet van overeenkomstige kan worden verklaard voor een onkostenvergoeding voor een reguliere dienstbetrekking.

Art 116 Ambtenarenwet

lid 1 Op bezoldiging is, voor zover in deze titel niet anders is bepaald, beslag mogelijk overeenkomstig de voorschriften van het gemene recht.

lid 2 Kostenvergoedingen welke verband houden met de dienstverrichting zijn niet vatbaar voor beslag.

Indien er beslag gelegd wordt nadat een schuldvordering op naam is overgedaan (akte van cessie) dan gaat de cessieakte vóór op het gelegde derdenbeslag indien en voor zover aan alle voorwaarden is voldaan. Op het moment dat er eerst beslag is gelegd en daarna volgt de akte van cessie dan gaat het gelegde beslag voor.

Art 7:632 BW

lid 1 Behalve bij het einde van de arbeidsovereenkomst is verrekening door de werkgever van zijn schuld ter zake van het uit te betalen loon slechts toegelaten met de volgende vorderingen op de werknemer:

a. de door de werknemer aan de werkgever verschuldigde schadevergoeding;

b. de boetes, door de werknemer volgens artikel 650 aan de werkgever verschuldigd, mits door deze een schriftelijk bewijs wordt afgegeven, die het bedrag vermeldt van iedere boete alsmede de tijd waarop en de reden waarom zij is opgelegd, met opgave van de overtreden bepaling van een schriftelijk aangegane overeenkomst;

c. de voorschotten op het loon, door de werkgever in geld aan de werknemer verstrekt, mits daarvan schriftelijk blijkt;

d. het bedrag van hetgeen op het loon te veel is betaald;

e. de huurprijs van een woning of een andere ruimte, een stuk grond of van werktuigen, machines en gereedschappen, door de werknemer in eigen bedrijf gebruikt, en die bij schriftelijke overeenkomst door de werkgever aan de werknemer zijn verhuurd.

lid 2 Verrekening heeft geen plaats op het deel van het loon waarop beslag onder de werkgever niet geldig kan zijn. Ter zake van hetgeen de werkgever krachtens lid 1, onderdeel b, zou kunnen vorderen, mag door hem bij elke voldoening van het loon niet meer worden verrekend dan een tiende gedeelte van het in geld vastgestelde loon dat alsdan zou moeten worden voldaan.

lid 3 Hetgeen de werkgever uit hoofde van een op het loon gelegd beslag inhoudt, komt in mindering op het voor verrekening toegelaten maximum.

lid 4 Een beding waardoor de werkgever een ruimere bevoegdheid tot verrekening zou krijgen, is vernietigbaar, met dien verstande dat de werknemer bevoegd is tot vernietiging ter zake van elke afzonderlijke verrekeningsverklaring van de werkgever die van de geldigheid van het beding uitgaat.

Art 6:130 BW

lid 1 Is een vordering onder bijzondere titel overgegaan, dan is de schuldenaar bevoegd ondanks de overgang ook een tegenvordering op de oorspronkelijke schuldeiser in verrekening te brengen, mits deze tegenvordering uit dezelfde rechtsverhouding als de overgegane vordering voortvloeit of reeds vóór de overgang aan hem is opgekomen en opeisbaar geworden.

lid 2 Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing, wanneer op een vordering beslag is gelegd of een beperkt recht is gevestigd waarvan mededeling aan de schuldenaar is gedaan.

Art 7:633 BW

lid 1 Overdracht, verpanding of elke andere handeling waardoor de werknemer enig recht op zijn loon aan derden toekent, is slechts in zover geldig als een beslag op zijn loon geldig zou zijn.

lid 2 Een volmacht tot de vordering van loon wordt schriftelijk verleend. Deze volmacht is te allen tijde herroepelijk.

lid 3 Van dit artikel kan niet worden afgeweken.

De derdenbeslagene kan voorrang verlenen aan verrekening van haar eigen vordering boven die van een beslaglegger indien de vordering voortkomt uit dezelfde rechtsverhouding als waar de uitbetaling van loon of uitkering uit voortvloeit (een terugvorderingbesluit van de gemeente (executoriale titel) betreffende teveel uitgekeerde bijstand kan verrekend worden op een toegekende sociale dienst uitkering waarbij deze verrekening voorrang heeft op een gelegd beslag van een schuldeiser; dit geldt ook t.o.v. een meer preferente vordering van de belastingdienst).

Ook kan de derdebeslagene voorrang verlenen aan verrekening van haar eigen vordering boven die van een beslaglegger indien de vordering ontstaan en opeisbaar is geworden voor de dag van beslaglegging. Deze vordering hoeft niet voort te vloeien uit dezelfde rechtsverhouding als waar de uitbetaling van het loon of uitkering uit voortvloeit (let op wanneer het e.e.a. opeisbaar is/wordt; verrekening bestaat uit 10 termijnen en na termijn 6 wordt er beslag gelegd dan zal de 7de termijn geen voorrang hebben op de beslaglegging).

Indien er gesproken wordt over ‘echtgenoten’ in art 475d BRv dan wordt bedoeld hetgeen benoemd is in artikel 3 Wet Werk en Bijstand

Art 3 Wet Werk en Bijstand (Gezamenlijke huishouding en woning)

lid 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met:

a. echtgenoot: geregistreerde partner;

b. echtgenoten: geregistreerde partners;

c. huwelijk: geregistreerd partnerschap;

d. gehuwd: als partner geregistreerd;

e. gehuwde: als partner geregistreerde;

f. gehuwden: als partners geregistreerden;

g. echtscheiding: beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door de dood of vermissing.

lid 2 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:

a. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;

b. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

lid 3 Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.

lid 4 Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:

a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of in de periode van twee jaar voorafgaande aan de aanvraag van bijstand voor de verlening van bijstand als gehuwden zijn aangemerkt;

b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;

c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of

d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het derde lid.

lid 5 Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het vierde lid, onderdeel d.

lid 6 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een woning mede verstaan een woonwagen of een woonschip.

lid 7 Onder bloedverwant in de eerste graad als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt mede verstaan een meerderjarig stiefkind of een meerderjarig voormalig pleegkind van de ongehuwde.

lid 8 Onder voormalig pleegkind wordt verstaan een pleegkind waarvoor de ongehuwde een pleegvergoeding ontving of ontvangt op grond van de Wet op de jeugdzorg of kinderbijslag ontving op grond van de Algemene Kinderbijslagwet.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 475f BRv:

Art 475f BRv

Indien beslag is gelegd op een vordering tot weerkerende betalingen die niet in artikel 475c is omschreven en de schuldenaar onvoldoende andere middelen van bestaan heeft, kan hij de kantonrechter verzoeken de artikelen 475b en 475d mede op die vordering van toepassing te verklaren.

Art 262 BRv

Tenzij de wet anders bepaalt, is bevoegd:

a. de rechter van de woonplaats van hetzij de verzoeker of één van de verzoekers, hetzij één van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden dan wel, als zodanige woonplaats in Nederland niet bekend is, de rechter van het werkelijk verblijf van één van hen.

b. indien het verzoek betrekking heeft op een bij dagvaarding ingeleid of in te leiden geding, de rechter die bevoegd is van dat geding kennis te nemen, tenzij het verzoek niet behoort tot diens absolute bevoegdheid.

Art 265 BRv

In zaken betreffende minderjarigen is bevoegd de rechter van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, van het werkelijk verblijf van de minderjarige.

Art 266 BRv

In zaken betreffende curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen of mentorschap ten behoeve van meerderjarigen is bevoegd de rechter van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, van het werkelijk verblijf van degene wiens curatele onderscheidenlijk goederen of mentorschap het betreft.

Art 269 BRv

Wijzen de artikelen 262 BRv tot en met 268 BRv geen bevoegde rechter aan, dan is de rechter te 's-Gravenhage bevoegd.

Art 278 BRv

lid 1 Het verzoekschrift vermeldt de voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verzoeker, alsmede een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust. In zaken betreffende een nalatenschap vermeldt het verzoekschrift tevens de laatste woonplaats van de overledene of de reden waarom deze vermelding niet mogelijk is.

lid 3 Tenzij indiening bij de kantonrechter plaatsvindt of ingevolge bijzondere wettelijke bepaling niet door een advocaat behoeft te geschieden, wordt het verzoekschrift ondertekend door een advocaat. Het kantoor van die advocaat geldt als gekozen woonplaats van de verzoeker.

Art 438a BRv

lid 1 In zaken betreffende een executie die volgens de tweede en de derde titel van dit Boek of titel 9 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek worden ingeleid door een verzoekschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank, is bevoegd de voorzieningenrechter in wiens rechtsgebied de te executeren zaken zich geheel of grotendeels bevinden of de executie zal geschieden.

lid 2 De indiening van verzoekschriften krachtens de artikelen 459, derde lid , 461b , 462, tweede lid , 463, derde lid , 463a , 465 , 481, eerste lid , 496, tweede lid , en 506, tweede lid , kan ook door een deurwaarder geschieden. Hetzelfde geldt voor een verzoekschrift krachtens artikel 234, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, indien de executie door een pandhouder geschiedt, of krachtens artikel 251 van dat Boek. Indien een deurwaarder het verzoekschrift indient, geldt zijn kantoor als gekozen woonplaats van de verzoeker.

De 2de en 3de titel van BRv betreft de gerechtelijke tenuitvoerlegging op goederen die geen registergoederen zijn en de gerechtelijke tenuitvoerlegging op onroerende zaken.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 475i BRv:

De betekening van het beslagexploot aan de geëxecuteerde is niet op straffe van nietigheid voorgeschreven. De schade ontstaan door niet tijdige betekening van het beslag brengt zo nodig wel aansprakelijkheid met zich mee.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 477a lid 1 BRv:

De verklaring en de verklaringsprocedure worden beheerst door de regel dat de derde-beslagene niet in een mindere positie mag verkeren dan wanneer hij stond tegenover de beslagene. De derde-beslagene heeft ten opzichte van de beslaglegger dezelfde verweermiddelen als die hij heeft tegenover de beslagene (bijvoorbeeld het recht op verrekenen, retentierecht, etc.).

De derde is verplicht na vier weken te verklaren. Deze termijn dient de derde de gelegenheid te bieden tot beraad en zo nodig tot het vragen van advies over wat hij zal verklaren.

De derde dient wel uitdrukkelijk in gebreke gesteld te worden.

Bij een veroordeling zijn er twee schuldenaren (de ‘oorspronkelijke’ debiteur en de ‘nieuwe’ debiteur zijnde de derdegearresteerde). De derde heeft na de betaling aan de beslaglegger regresrecht op de ‘oorspronkelijke’ debiteur.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 477a lid 2 BRv:

De verklaring en de verklaringsprocedure worden beheerst door de regel dat de derde-beslagene niet in een mindere positie mag verkeren dan wanneer hij stond tegenover de beslagene. De derde-beslagene heeft ten opzichte van de beslaglegger dezelfde verweermiddelen als die hij heeft tegenover de beslagene (bijvoorbeeld het recht op verrekenen, retentierecht, etc.).

Bij een veroordeling zijn er twee schuldenaren (de ‘oorspronkelijke’ debiteur en de ‘nieuwe’ debiteur zijnde de derdegearresteerde). De derde heeft na de betaling aan de beslaglegger regresrecht op de ‘oorspronkelijke’ debiteur.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 477b lid 3 BRv:

De derde kan er zijnerzijds belang bij hebben dat in de verklaringsprocedure ook de rechtsverhouding tussen hem en de geëxecuteerde komt vast te staan, bijvoorbeeld in het geval dat een door het beslag getroffen vordering voortspruit uit een overeenkomst die naar de mening van de derde door hem kan worden vernietigd1.

1 MvT 16 593