ter zake dienstig art 0439-0474

De hier opgenomen wetsartikelen, opmerkingen en eventuele toelichtingen kunnen, naast de artikelen van deze afdeling, ter zake dienstig zijn bij het in de praktijk brengen van een wetsartikel.

Algemeen:

Art. 3:276 BW:

Tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt, kan een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen.

Art 3:296 BW

lid 1 Tenzij uit de wet, uit de aard der verplichting of uit een rechtshandeling anders volgt, wordt hij die jegens een ander verplicht is iets te geven, te doen of na te laten, daartoe door de rechter, op vordering van de gerechtigde, veroordeeld.

lid 2 Hij die onder een voorwaarde of een tijdsbepaling tot iets is gehouden, kan onder die voorwaarde of tijdsbepaling worden veroordeeld.

Art 434 BRv

De overhandiging van de executoriale titel, waarvan men de uitvoering verlangt, aan de deurwaarder, machtigt hem in die zaak tot het doen van de gehele executie, uit die titel voortvloeiende, met uitzondering alleen van die bij lijfsdwang, waartoe een bijzondere volmacht vereist wordt.

Art. 1 ATW

lid 1 Een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

lid 2 Het vorige lid geldt niet voor termijnen, bepaald door terugrekening vanaf een tijdstip of een gebeurtenis.

Art. 2 ATW

Een in een wet gestelde termijn van ten minste drie dagen wordt, zo nodig, zoveel verlengd, dat daarin ten minste twee dagen voorkomen die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zijn.

Art. 3 ATW

lid 1 Algemeen erkende feestdagen in de zin van deze wet zijn: de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd en de vijfde mei.

lid 2 Voor de toepassing van deze wet wordt de Goede Vrijdag met de in het vorige lid genoemde dagen gelijkgesteld.

lid 3 Wij kunnen bepaalde dagen voor de toepassing van deze wet met de in het eerste lid genoemde gelijkstellen. Ons besluit wordt in de Nederlandse Staatscourant openbaar gemaakt.

Art. 4 ATW

Deze wet geldt niet voor termijnen:

a. omschreven in uren, in meer dan 90 dagen, in meer dan twaalf weken, in meer dan drie maanden, of in een of meer jaren;

b. betreffende de bekendmaking, inwerkingtreding of buitenwerkingtreding van wettelijke voorschriften;

c. van vrijheidsbeneming.

Art. 1077 BRv (Algemene slotbepaling)

lid 1 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de termijn gesteld in de artikelen 443, eerste lid, eerste zin, en 479g, tweede lid.

lid 2 Voor de toepassing van de Algemene termijnenwet worden de termijnen, gesteld in de artikelen 114 tot en met 116, als termijnen in de zin van artikel 1, tweede lid, van die wet aangemerkt.

lid 3 Onder algemeen erkende feestdagen worden in dit wetboek verstaan de in artikel 3 van de Algemene termijnenwet als zodanig genoemde en de bij of krachtens dat artikel daarmede gelijkgestelde dagen.

Art. 144 BRv

Het vonnis wordt geacht ten uitvoer te zijn gelegd:

a. in geval van gerechtelijke verkoop van goederen, na de verkoop;

b. in geval van derdenbeslag op een vordering, na de uitbetaling aan de beslaglegger, of, indien dit beslag wordt gelegd op een vordering tot periodieke betalingen, na de eerste uitbetaling;

c. in geval van tenuitvoerlegging van een veroordeling tot levering of afgifte van goederen die geen registergoederen zijn, nadat de levering of afgifte heeft plaatsgevonden;

d. in geval van gedwongen ontruiming van onroerende zaken, nadat de ontruiming heeft plaatsgevonden.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij aktes van art 440/443/444 BRv:

Art. 3:284 BW

1. Een vordering tot voldoening van kosten, tot behoud van een goed gemaakt, is bevoorrecht op het goed dat aldus is behouden.

2. De schuldeiser kan de vordering op het goed verhalen, zonder dat hem rechten van derden op dit goed kunnen worden tegengeworpen, tenzij deze rechten na het maken van de kosten tot behoud zijn verkregen. Een na het maken van die kosten overeenkomstig artikel 237 gevestigd pandrecht kan slechts aan de schuldeiser worden tegengeworpen, indien de zaak of het toonderpapier in de macht van de pandhouder of een derde is gebracht. Een na het maken van die kosten overeenkomstig artikel 90 verkregen recht kan slechts aan de schuldeiser worden tegengeworpen, indien tevens aan de eisen van lid 2 van dat artikel is voldaan.

3. Het voorrecht heeft voorrang boven alle andere voorrechten, tenzij de vorderingen waaraan deze andere voorrechten zijn verbonden, na het maken van de kosten tot behoud zijn ontstaan.

Art. 3:45 BW

lid 1 Indien een schuldenaar bij het verrichten van een onverplichte rechtshandeling wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden het gevolg zou zijn, is de rechtshandeling vernietigbaar en kan de vernietigingsgrond worden ingeroepen door iedere door de rechtshandeling in zijn verhaalsmogelijkheden benadeelde schuldeiser, onverschillig of zijn vordering vóór of na de handeling is ontstaan.

lid 5 Rechten, door derden te goeder trouw anders dan om niet verkregen op goederen die het voorwerp waren van de vernietigde rechtshandeling, worden geëerbiedigd. Ten aanzien van de derde te goeder trouw die om niet heeft verkregen, heeft de vernietiging geen werking voor zover hij aantoont dat hij op het ogenblik dat het goed van hem wordt opgeëist, niet ten gevolge van de rechtshandeling gebaat is.

Art. 5:14 BW

lid 1 De eigendom van een roerende zaak die een bestanddeel wordt van een andere roerende zaak die als hoofdzaak is aan te merken, gaat over aan de eigenaar van deze hoofdzaak.

lid 2 Indien geen der zaken als hoofdzaak is aan te merken en zij toebehoren aan verschillende eigenaars, worden deze mede-eigenaars van de nieuwe zaak, ieder voor een aandeel evenredig aan de waarde van de zaak.

lid 3 Als hoofdzaak is aan te merken de zaak waarvan de waarde die van de andere zaak aanmerkelijk overtreft of die volgens verkeersopvatting als zodanig wordt beschouwd.

Art. 5:15 BW

Worden roerende zaken die aan verschillende eigenaars toebehoren door vermenging tot één zaak verenigd, dan is het vorige artikel van overeenkomstige toepassing.

Art. 5:16 BW

lid 1 Indien iemand uit een of meer roerende zaken een nieuwe zaak vormt, wordt deze eigendom van de eigenaar van de oorspronkelijke zaken. Behoorden deze toe aan verschillende eigenaars, dan zijn de vorige twee artikelen van overeenkomstige toepassing.

lid 2 Indien iemand voor zichzelf een zaak vormt of doet vormen uit of mede uit een of meer hem niet toebehorende roerende zaken, wordt hij eigenaar van de nieuwe zaak, tenzij de kosten van de vorming dit wegens hun geringe omvang niet rechtvaardigen.

lid 3 Bij het verwerken van stoffen tot een nieuwe stof of het kweken van planten zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 443 BRv (tweede volzin):

Art. 44 Waarborgwet

lid 1 De notaris, griffier, deurwaarder of andere ambtenaar, te wiens overstaan een openbare veiling plaats heeft, of, bij ontstentenis van de zodanige, de bijzondere persoon, die de veiling of het toezicht daarop houdt, draagt zorg dat de platina, gouden of zilveren werken, niet voorzien van de vereiste stempeltekenen, niet in openbare veiling komen of met die bestemming worden tentoongesteld.

Art. 46 Waarborgwet

lid 1 Van het houden ener openbare verkoping, waarin platina, gouden en zilveren werken voorkomen, moet door de notaris, griffier, deurwaarder of andere ambtenaar, te wiens overstaan zij zal gehouden worden, of, bij ontstentenis van de zodanige, door de bijzondere persoon, die dezelve of het toezicht daarover houden zal, ten minste drie dagen tevoren aangifte worden gedaan bij de krachtens artikel 52 aangewezen rechtspersoon.

lid 2 Bij de aangifte, bedoeld in het eerste lid, worden vermeld de naam, het adres en de hoedanigheid van de aangever, de naam en het adres van degene die de verkoping organiseert, het adres van het verkooplokaal en de tijdstippen van kijkdagen en verkopingen.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 444 BRv:

Art 1 Awob

1. Degene die bij of krachtens de wet belast is met de opsporing van strafbare feiten of enig ander onderzoek, met de uitvoering van een wettelijk voorschrift of met het toezicht op de naleving daarvan, dan wel een bevoegdheid tot vrijheidsbeneming uitoefent, en uit dien hoofde in een woning binnentreedt, is verplicht zich voorafgaand te legitimeren en mededeling te doen van het doel van het binnentreden. Indien twee of meer personen voor hetzelfde doel in een woning binnentreden, rusten deze verplichtingen slechts op degene die bij het binnentreden de leiding heeft.

2. Indien de naleving van de in het eerste lid bedoelde verplichtingen naar redelijke verwachting ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van personen of goederen, feitelijk onmogelijk is dan wel naar redelijke verwachting de strafvordering schaadt ten aanzien van misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, gelden deze verplichtingen slechts voor zover de naleving daarvan in die omstandigheden kan worden gevergd.

3. Een persoon in dienst van een bestuursorgaan die zich ingevolge het eerste lid legitimeert, toont een legitimatiebewijs dat is uitgegeven door of in opdracht van dat bestuursorgaan. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de houder en vermeldt diens naam en hoedanigheid. Indien de veiligheid van de houder van het legitimatiebewijs vordert dat zijn identiteit verborgen blijft, kan in plaats van zijn naam zijn nummer worden vermeld.

4. De persoon, bedoeld in het eerste lid, die met toestemming van de bewoner wenst binnen te treden, vraagt voorafgaand aan het binnentreden diens toestemming. De toestemming moet blijken aan degene die wenst binnen te treden.

Art 2 Awob

1. Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging vereist, tenzij en voor zover bij wet aan rechters, rechterlijke colleges, leden van het openbaar ministerie, burgemeesters, gerechtsdeurwaarders en belastingdeurwaarders de bevoegdheid is toegekend tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. De machtiging wordt zo mogelijk getoond.

Art 9 Awob

Degene die bevoegd is zonder toestemming van de bewoner binnen te treden, kan zich de toegang tot of de doorgang in de woning verschaffen, voor zover het doel van het binnentreden dit redelijkerwijs vereist. Hij kan daartoe zo nodig de hulp van de sterke arm inroepen.

Art 10 Awob

1. Degene die zonder toestemming van de bewoner in een woning is binnengetreden, maakt op zijn ambtseed of -belofte een schriftelijk verslag op omtrent het binnentreden.

2. In het verslag vermeldt hij:

a. zijn naam of nummer en hoedanigheid;

b. de dagtekening van de machtiging en de naam en hoedanigheid van degene die de machtiging tot binnentreden heeft gegeven:

c. de wettelijke bepalingen waarop het binnentreden berust en het doel waartoe is binnengetreden;

d. de plaats van de woning en de naam van de bewoner;

e. de wijze van binnentreden en het tijdstip waarop in de woning is binnengetreden en waarop deze is verlaten;

f. hetgeen in de woning is verricht of overigens is voorgevallen, het aantal en de hoedanigheid van degenen die hem hebben vergezeld, de namen van de personen aan wie in de woning hun vrijheid is benomen en de voorwerpen die in de woning in beslag zijn genomen;

g. voor zover van toepassing: de redenen waarom en de wijze waarop het bepaalde in artikel 1, tweede lid, dan wel artikel 2, derde lid, toepassing heeft gevonden.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 444a BRv:

Art 444a BRv

lid 1 Indien er redelijk vermoeden bestaat, dat in beslag te nemen zaken zich bevinden op een plaats, van een derde gehuurd of op andere wijze in gebruik verkregen, zodanig dat voor de toegang de medewerking van de derde nodig blijft, zal de deurwaarder, ingeval van weigering van de geëxecuteerde of de derde om de deuren, welke tot de plaats toegang geven, te openen, handelen, zoals in het vorige artikel is bepaald. Met weigering staat gelijk afwezigheid na behoorlijke sommatie om persoonlijk of bij gemachtigde te verschijnen om de deuren te openen. De deurwaarder kan inmiddels door een bewaarder beletten, dat van de plaats iets wordt weggenomen.

Vb. Als Debbie Debiteur haar horloge plaatst in een door haar gehuurde kluis bij de bank dan kan de gerechtsdeurwaarder beslag leggen op het horloge in de kluis overeenkomstig art 444a BRv. Mevr. Debiteur is eigenaar van het horloge en de bank is in deze niets ten opzichte van het horloge.

Art. 461d BRv

Bevindt de in beslag genomen zaak zich onder een derde en beroept deze zich erop dat hij het beslag wegens de vorm ervan of wegens een hem ten aanzien van de zaak toekomend recht niet behoeft te dulden, dan dienen bij het beslag, voor zover de executant de executie zonder eerbiediging van het ingeroepen recht of bevoegdheid wenst door te zetten, de regels betreffende het derden-beslag uit de tweede afdeling te worden gevolgd, met dien verstande dat het reeds gelegde beslag geldt als een uitsluitend op die zaken gelegd derden-beslag en vervalt indien niet binnen drie dagen nadat het is gelegd, aan de derde een formulier in tweevoud als bedoeld in artikel 475 , is betekend.

Vb. Als Debbie Debiteur haar horloge ter reparatie geeft aan een juwelier dan kan de gerechtsdeurwaarder beslag leggen op het horloge bij de juwelier. Echter als de reparatiekosten nog niet betaald zijn en de juwelier zich erop beroept dit beslag niet te accepteren dan dient de gerechtsdeurwaarder beslag te leggen overeenkomstig art 461d BRv onder de houder van het horloge, zijnde de derde/juwelier.

Art 444b BRv

lid 2 De schade, welke de derde lijdt door het openbreken der deuren, wordt, indien dit niet aan hem te wijten is, hem vergoed door de executant, behoudens het verhaal van deze op de geëxecuteerde, indien daartoe gronden aanwezig zijn. De derde kan verlangen, dat, alvorens tot het openmaken der deuren wordt overgegaan, zekerheid wordt gesteld voor de voldoening der hem verschuldigde schadevergoeding.

lid 3 De deurwaarder en de ambtenaar, in artikel 444 genoemd, zijn tot geheimhouding verplicht nopens de inhoud van het register en de stukken, bedoeld in het derde lid van het vorige artikel; echter wat de geëxecuteerde betreft, voor zover niet anders is vereist voor een behoorlijke vervulling van hun taak te dezen.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 445 BRv:

Art 445 BRv

Indien er bij de inbeslagneming gereed geld wordt gevonden, zal het getal en de geldsoort vermeld worden; de deurwaarder zal het geld benevens alle aandeelbewijzen, effecten en verder geldswaarde hebbend papier aan een door hem aan te wijzen financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen of door een zodanige financiële onderneming gegarandeerd effectenbewaarbedrijf of aan de Nederlandsche Bank N.V. in gerechtelijke bewaring geven, tenzij de executant en geëxecuteerde omtrent een andere plaats van bewaring mochten zijn overeengekomen. De bewaring geschiedt ten name van de deurwaarder onder vermelding van het beslag, van de executant en van de geëxecuteerde.

Art 19 GDW-wet

lid 1 De gerechtsdeurwaarder is verplicht bij een bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht een of meer bijzondere rekeningen aan te houden op zijn naam met vermelding van zijn hoedanigheid, die uitsluitend bestemd zijn voor gelden, die hij in verband met zijn werkzaamheden als zodanig ten behoeve van derden onder zich neemt. Gelden die aan de gerechtsdeurwaarder in verband met zijn werkzaamheden als zodanig ten behoeve van derden worden toevertrouwd, moeten op die rekening worden gestort. De bovenbedoelde kredietinstelling voegt de over de gelden gekweekte rente toe aan het saldo van de bijzondere rekening. Indien deze gelden abusievelijk op een andere rekening van de gerechtsdeurwaarder zijn gestort of indien ten onrechte gelden op de bijzondere rekening zijn gestort, is de gerechtsdeurwaarder verplicht deze onverwijld op de juiste rekening te storten. Hetzelfde geldt indien de gelden rechtstreeks in handen van de gerechtsdeurwaarder zijn gesteld. Indien meer gerechtsdeurwaarders in een maatschap samenwerken, kan de bijzondere rekening ten name van die gerechtsdeurwaarders tezamen, de maatschap of de vennootschap worden gesteld. De gerechtsdeurwaarder vermeldt het nummer van de bijzondere rekening op zijn briefpapier.

lid 2 …

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 446 BRv:

Het verdient aanbeveling om hetgeen in gerechtelijke bewaring wordt gegeven volledig te beschrijven (zo nodig foto’s maken van conditie van roerende zaak (schade, etc))

De geëxecuteerde dient tijdig te weten waar de beslagen zaken naar toe zijn afgevoerd zodat na voldoening van het haar is opgedragen of na een geslaagd verzet tegen de executie ook de roerende zaken weer snel terug kunnen naar de geëxecuteerde.

Art. 855 BRv

lid 1 Degene die gerechtelijke bewaring verlangt van een roerende zaak die geen registergoed is, geeft bij de inbewaringgeving aan de bewaarder de wettelijke bepaling of het rechterlijk bevel op uit hoofde waarvan de bewaring zal geschieden. De bewaarder geeft hem een ontvangstbewijs waarop deze bepaling of dit bevel is vermeld.

Art. 856 BRv

lid 1 De gerechtelijke bewaring van een zaak geschiedt op de voorwaarden die door de bewaarder gewoonlijk voor zaken van dezelfde soort worden overeengekomen, of, bij gebreke daarvan, volgens de regels die krachtens het Burgerlijk Wetboek op de overeenkomst van toepassing zijn, telkens tenzij de rechter die de gerechtelijke bewaring beveelt, anders bepaalt.

Art. 857 BRv

lid 1 De kosten van de bewaring worden aan de bewaarder voldaan door degene die de zaak in bewaring heeft doen geven of het bevel tot bewaring heeft uitgelokt, onverminderd de rechten van hemzelf tegen degenen die jegens hem voor de kosten aansprakelijk zijn.

lid 2 De bewaarder heeft voor al hetgeen hem ter zake van de bewaring toekomt een retentierecht op de in bewaring gestelde zaken, dat hij kan uitoefenen tegen ieder die recht op afgifte van die zaken mocht hebben.

Art 858 BRv

lid 1 Wanneer de kosten van de bewaring niet op tijd aan de bewaarder worden voldaan, kan deze op een door de voorzieningenrechter van de rechtbank op zijn verzoek te bepalen wijze het in bewaring gestelde verkopen; de opbrengst treedt voor het in bewaring gestelde in de plaats en wordt, na aftrek van de kosten van bewaring en van de verkoop, ten behoeve van belanghebbenden in de consignatiekas gestort.

lid 2 Ingeval de bewaring haar grond vindt in een beslag, wijst de voorzieningenrechter het verzoek niet toe dan nadat de beslagene is opgeroepen om te worden gehoord.

lid 3 Tegen een toewijzende beschikking krachtens dit artikel is geen hogere voorziening toegelaten.

lid 4 Van dit artikel kan niet bij de overeenkomst van bewaargeving worden afgeweken, tenzij de rechter krachtens artikel 856 anders bepaalt.

Art 859 BRv

Indien degene die de zaak in bewaring heeft doen geven, in verband daarmee ten aanzien van de zaak een verzekering heeft gesloten, kan hij de door hem betaalde premies en kosten op dezelfde voet als de kosten van de bewaring terugvorderen van degenen die jegens hem voor die kosten aansprakelijk zijn, tenzij het niet redelijk was om de verzekering te sluiten.

Art. 7:600 BW

Bewaarneming is de overeenkomst waarbij de ene partij, de bewaarnemer, zich tegenover de andere partij, de bewaargever, verbindt, een zaak die de bewaargever hem toevertrouwt of zal toevertrouwen, te bewaren en terug te geven.

Art. 7:601 BW

lid 1 Indien de overeenkomst door de bewaarnemer in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf is aangegaan, is de bewaargever hem loon verschuldigd.

lid 2 Indien loon verschuldigd is, doch de hoogte niet door partijen is bepaald, is de bewaargever het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd.

lid 3 De bewaargever moet aan de bewaarnemer de aan de bewaring verbonden onkosten vergoeden, voor zover deze niet in het loon zijn begrepen, alsook de schade die de bewaarnemer als gevolg van de bewaring heeft geleden.

Art. 7:602 BW

De bewaarnemer moet bij de bewaring de zorg van een goed bewaarder in acht nemen.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 451 BRv:

Art. 856 BRv

lid 1 De gerechtelijke bewaring van een zaak geschiedt op de voorwaarden die door de bewaarder gewoonlijk voor zaken van dezelfde soort worden overeengekomen, of, bij gebreke daarvan, volgens de regels die krachtens het Burgerlijk Wetboek op de overeenkomst van toepassing zijn, telkens tenzij de rechter die de gerechtelijke bewaring beveelt, anders bepaalt.

Art. 857 BRv

lid 1 De kosten van de bewaring worden aan de bewaarder voldaan door degene die de zaak in bewaring heeft doen geven of het bevel tot bewaring heeft uitgelokt, onverminderd de rechten van hemzelf tegen degenen die jegens hem voor de kosten aansprakelijk zijn.

lid 2 De bewaarder heeft voor al hetgeen hem ter zake van de bewaring toekomt een retentierecht op de in bewaring gestelde zaken, dat hij kan uitoefenen tegen ieder die recht op afgifte van die zaken mocht hebben.

Art. 7:600 BW

Bewaarneming is de overeenkomst waarbij de ene partij, de bewaarnemer, zich tegenover de andere partij, de bewaargever, verbindt, een zaak die de bewaargever hem toevertrouwt of zal toevertrouwen, te bewaren en terug te geven.

Art. 7:601 BW

lid 1 Indien de overeenkomst door de bewaarnemer in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf is aangegaan, is de bewaargever hem loon verschuldigd.

lid 2 Indien loon verschuldigd is, doch de hoogte niet door partijen is bepaald, is de bewaargever het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd.

lid 3 De bewaargever moet aan de bewaarnemer de aan de bewaring verbonden onkosten vergoeden, voor zover deze niet in het loon zijn begrepen, alsook de schade die de bewaarnemer als gevolg van de bewaring heeft geleden.

Art. 7:602 BW

De bewaarnemer moet bij de bewaring de zorg van een goed bewaarder in acht nemen.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 455 lid 2 BRv:

Dit artikel maakt het mogelijk om vereenvoudigd derdenbeslag te leggen (bijvoorbeeld ter zake van huur (nog niet verantwoorde en afgedragen baten voortgebracht door de in beslag genomen zaak))

Art 475c BRv

Een beslagvrije voet is verbonden aan vorderingen tot periodieke betaling van:

a. loon, b. inkomstenbelasting begrepen in een voorlopige teruggaaf als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen , c. uitkeringen op grond van sociale zekerheidswetten, uitgezonderd kinderbijslag onder welke benaming ook, d. pensioen en lijfrente, waaronder mede worden verstaan uitkeringen ten laste van een lijfrentespaarrekening of ten laste van de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a, vierde en zesde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 , e. uitkeringen uit levens-, invaliditeits-, ongevallen- of ziekengeldverzekering, f. uitkeringen tot levensonderhoud, verschuldigd krachtens boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud, g. uitkeringen of buitengewone pensioenen op grond van een wettelijke regeling voor oorlogsgetroffenen of voor degenen die hun vervangende dienstplicht vervullen, i. bezoldiging als bedoeld in artikel 115 van de Ambtenarenwet met uitzondering van die bedragen waarop de ambtenaar of gewezen ambtenaar niet periodiek aanspraak heeft.

Art 476 BRv

lid 1 Een schorsing van de executie werkt tegen de derde-beslagene pas, nadat deze schorsing hem met de grond waarop zij berust schriftelijk is medegedeeld.

lid 2 De executie wordt mede geschorst door betekening aan de derde-beslagene van een dagvaarding, waarbij de geëxecuteerde in kort geding schorsing van de executie of opheffing van het beslag vordert, indien deze dagvaarding niet later is uitgebracht dan veertien dagen na de in artikel 475 i bedoelde betekening van het beslag aan de geëxecuteerde en in het exploit van betekening aan de derde tevens mededeling van deze schorsende werking wordt gedaan.

Art 478 BRv

lid 1 Indien onder de derde-beslagene ten laste van de geëxecuteerde ook andere beslagen zijn gelegd en niet bij voorbaat vaststaat dat alle beslagleggers uit de door de derde-beslagene verschuldigde geldsommen zullen kunnen worden voldaan, int de deurwaarder die het oudste executoriale beslag heeft gelegd, voor de gezamenlijke beslagleggers hetgeen de derde-beslagene heeft te betalen of af te geven. Wordt de executie door de legger van dit beslag niet voortgezet, dan neemt de deurwaarder die het daaropvolgende executoriale beslag heeft gelegd, de inning over.

lid 2 Een derde-beslagene die een betaling of afgifte heeft gedaan aan een deurwaarder die een der andere executoriale beslagen heeft gelegd, is niettemin bevrijd. De deurwaarder die de gelden of goederen heeft ontvangen, draagt deze onverwijld af aan de deurwaarder die ze had behoren te ontvangen.

lid 3 Ieder der deurwaarders die beslag hebben gelegd, is verplicht de anderen zodra mogelijk van het door hen gelegde beslag op de hoogte te brengen. De derde is verplicht ieder van hen desgevraagd in te lichten omtrent andere beslagen, de namen en gekozen woonplaatsen van de andere beslagleggers en het beloop van hun vorderingen. Deze verplichtingen gelden ook voor en jegens degene op wiens last beslag is gelegd op de grondslag van het Wetboek van Strafvordering.

lid 4 Ieder der beslagleggers kan tussen komen in een procedure als bedoeld in artikel 477a.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 455a BRv:

Dit artikel gaat in beginsel over zaaksvervanging (de vordering op komt in de plaats van de beslagen en thans vergane, verdwenen of beschadigde roerende zaak).

Art 455a BRv

lid 1 Vorderingen tot vergoeding die na inbeslagneming in de plaats van de beslagen zaak zijn getreden, daaronder begrepen vorderingen ter zake van waardevermindering van de zaak, vallen, nadat het beslag aan de schuldenaar uit die vordering is betekend, eveneens onder het beslag, behoudens de rechten van derden, die de executant moet eerbiedigen. Zij moeten op verlangen van de deurwaarder aan hem worden voldaan.

lid 2 De artikelen 475 i , 476 en 478 zijn van overeenkomstige toepassing.

Art 475i BRv

De executant is verplicht om binnen acht dagen na het leggen van het beslag het beslagexploit aan de geëxecuteerde te doen betekenen bij gebreke waarvan de voorzieningenrechter van de rechtbank het beslag op vordering van de geëxecuteerde kan opheffen.

Art 476 BRv

lid 1 Een schorsing van de executie werkt tegen de derde-beslagene pas, nadat deze schorsing hem met de grond waarop zij berust schriftelijk is medegedeeld.

lid 2 De executie wordt mede geschorst door betekening aan de derde-beslagene van een dagvaarding, waarbij de geëxecuteerde in kort geding schorsing van de executie of opheffing van het beslag vordert, indien deze dagvaarding niet later is uitgebracht dan veertien dagen na de in artikel 475 i bedoelde betekening van het beslag aan de geëxecuteerde en in het exploit van betekening aan de derde tevens mededeling van deze schorsende werking wordt gedaan.

Art 478 BRv

lid 1 Indien onder de derde-beslagene ten laste van de geëxecuteerde ook andere beslagen zijn gelegd en niet bij voorbaat vaststaat dat alle beslagleggers uit de door de derde-beslagene verschuldigde geldsommen zullen kunnen worden voldaan, int de deurwaarder die het oudste executoriale beslag heeft gelegd, voor de gezamenlijke beslagleggers hetgeen de derde-beslagene heeft te betalen of af te geven. Wordt de executie door de legger van dit beslag niet voortgezet, dan neemt de deurwaarder die het daaropvolgende executoriale beslag heeft gelegd, de inning over.

lid 2 Een derde-beslagene die een betaling of afgifte heeft gedaan aan een deurwaarder die een der andere executoriale beslagen heeft gelegd, is niettemin bevrijd. De deurwaarder die de gelden of goederen heeft ontvangen, draagt deze onverwijld af aan de deurwaarder die ze had behoren te ontvangen.

lid 3 Ieder der deurwaarders die beslag hebben gelegd, is verplicht de anderen zodra mogelijk van het door hen gelegde beslag op de hoogte te brengen. De derde is verplicht ieder van hen desgevraagd in te lichten omtrent andere beslagen, de namen en gekozen woonplaatsen van de andere beslagleggers en het beloop van hun vorderingen. Deze verplichtingen gelden ook voor en jegens degene op wiens last beslag is gelegd op de grondslag van het Wetboek van Strafvordering .

lid 4 Ieder der beslagleggers kan tussen komen in een procedure als bedoeld in artikel 477a.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 456 BRv:

Art 438 BRv

lid 1 Geschillen die in verband met een executie rijzen, worden gebracht voor de rechtbank die naar de gewone regels bevoegd zou zijn, of in welker rechtsgebied de inbeslagneming plaatsvindt, zich een of meer van de betrokken zaken bevinden of de executie zal geschieden.

lid 5 Verzet tegen de executie door een derde geschiedt door dagvaarding van zowel de executant als de geëxecuteerde.

Art 438a BRv

lid 1 In zaken betreffende een executie die volgens de tweede en de derde titel van dit Boek of titel 9 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek worden ingeleid door een verzoekschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank, is bevoegd de voorzieningenrechter in wiens rechtsgebied de te executeren zaken zich geheel of grotendeels bevinden of de executie zal geschieden.

lid 2 De indiening van verzoekschriften krachtens de artikelen 459, derde lid , 461b , 462, tweede lid , 463, derde lid , 463a , 465 , 481, eerste lid , 496, tweede lid , en 506, tweede lid , kan ook door een deurwaarder geschieden. Hetzelfde geldt voor een verzoekschrift krachtens artikel 234, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, indien de executie door een pandhouder geschiedt, of krachtens artikel 251 van dat Boek. Indien een deurwaarder het verzoekschrift indient, geldt zijn kantoor als gekozen woonplaats van de verzoeker.

Art 456 BRv

lid 1 Treft het beslag een zaak die geheel of ten dele aan een ander toebehoort of ten aanzien waarvan een ander een recht geldend kan maken dat de executant moet eerbiedigen, dan kan deze ander zich tegen verkoop waarbij zijn recht niet in acht wordt genomen tot op het tijdstip van verkoop verzetten.

lid 2 De eiser die in het ongelijk wordt gesteld, zal op vordering van de executant, zo daartoe gronden zijn, tot schadevergoeding worden veroordeeld.

Art 119 BRv

lid 1 De termijn van dagvaarding vangt aan op de dag, volgend op die waarop het exploot is uitgebracht. Wordt de dagvaarding gedaan met toepassing van artikel 56 , dan vangt de termijn van dagvaarding aan op de dag, volgend op de datum van verzending als bedoeld in het tweede lid, onder a, van dat artikel.

lid 2 Bij het bepalen van de termijn van dagvaarding wordt de roldatum niet meegerekend.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 457 BRv eerste zin:

Bij uitwinning van een executoriaal beslag roerende zaak terwijl er naast dit beslag ook een conservatoir beslag ligt, wordt van de totale opbrengst een gedeelte gereserveerd (voor het conservatoir beslag) terwijl de rest wordt uitgekeerd.

Art. 3:45 BW

lid 1 Indien een schuldenaar bij het verrichten van een onverplichte rechtshandeling wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden het gevolg zou zijn, is de rechtshandeling vernietigbaar en kan de vernietigingsgrond worden ingeroepen door iedere door de rechtshandeling in zijn verhaalsmogelijkheden benadeelde schuldeiser, onverschillig of zijn vordering vóór of na de handeling is ontstaan.

lid 5 Rechten, door derden te goeder trouw anders dan om niet verkregen op goederen die het voorwerp waren van de vernietigde rechtshandeling, worden geëerbiedigd. Ten aanzien van de derde te goeder trouw die om niet heeft verkregen, heeft de vernietiging geen werking voor zover hij aantoont dat hij op het ogenblik dat het goed van hem wordt opgeëist, niet ten gevolge van de rechtshandeling gebaat is.

Art. 5:14 BW

lid 1 De eigendom van een roerende zaak die een bestanddeel wordt van een andere roerende zaak die als hoofdzaak is aan te merken, gaat over aan de eigenaar van deze hoofdzaak.

lid 2 Indien geen der zaken als hoofdzaak is aan te merken en zij toebehoren aan verschillende eigenaars, worden deze mede-eigenaars van de nieuwe zaak, ieder voor een aandeel evenredig aan de waarde van de zaak.

lid 3 Als hoofdzaak is aan te merken de zaak waarvan de waarde die van de andere zaak aanmerkelijk overtreft of die volgens verkeersopvatting als zodanig wordt beschouwd.

Art. 5:15 BW

Worden roerende zaken die aan verschillende eigenaars toebehoren door vermenging tot één zaak verenigd, dan is het vorige artikel van overeenkomstige toepassing.

Art. 5:16 BW

lid 1 Indien iemand uit een of meer roerende zaken een nieuwe zaak vormt, wordt deze eigendom van de eigenaar van de oorspronkelijke zaken. Behoorden deze toe aan verschillende eigenaars, dan zijn de vorige twee artikelen van overeenkomstige toepassing.

lid 2 Indien iemand voor zichzelf een zaak vormt of doet vormen uit of mede uit een of meer hem niet toebehorende roerende zaken, wordt hij eigenaar van de nieuwe zaak, tenzij de kosten van de vorming dit wegens hun geringe omvang niet rechtvaardigen.

lid 3 Bij het verwerken van stoffen tot een nieuwe stof of het kweken van planten zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 457 BRv tweede zin:

Het niet betekenen van het proces verbaal van beslag aan de eerder beslagleggende gerechtsdeurwaarder heeft niet nietigheid van het (later) gelegde beslag tot gevolg.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) akte van art 458 lid 2 BRv:

Het tweede lid van art 458 BRv houdt rekening met de situatie dat op de in beslag genomen zaak een beperkt recht rust dat de eerste beslaglegger moet eerbiedigen, maar een latere beslaglegger niet. Men denken aan het geval dat beslag is gelegd voor een concurrente vordering op een zaak die bezitloos aan een andere schuldeiser is verpand, doch dat vervolgens een tweede beslag wordt gelegd door een schuldeiser wiens vordering is bevoorrecht krachtens artikel 3:284 BW en tegen wie op grond van lid 2 van dat artikel het pandrecht derhalve niet kan worden ingeroepen. Het tweede lid van artikel 458 BRv geeft in zodanig geval aan de tweede beslaglegger de bevoegdheid om door betekening van een desbetreffende mededeling aan de eerste beslaglegger, aan de geëxecuteerde en aan de beperkt gerechtigde te bewerken dat de zaak vrij van het pandrecht wordt verkocht. Dat de pandhouder een recht van hogere rang dan dat van de eerste beslaglegger heeft, zal dan tot uiting komen bij de verdeling van de opbrengst, waarbij de tweede beslaglegger vóór de pandhouder zal gaan en de pandhouder weer voor de eerste beslaglegger1.

Art 458 BRv

lid 1 Indien op de zaak meer beslagen zijn gelegd, wordt zij verkocht door de beslaglegger die het oudste executoriale beslag heeft gelegd.

lid 2 Rust op een zaak een beperkt recht dat deze beslaglegger moet eerbiedigen, maar dat niet aan een latere beslaglegger kan worden tegengeworpen, dan wordt de zaak vrij van het beperkte recht verkocht, indien deze laatste beslaglegger aan de executant, de geëxecuteerde en de beperkt gerechtigde bij exploit mededeelt dit te verlangen.

1 M.v.T. 16 593 (1980-1981)

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 459 lid 1 BRv:

Degene met het oudste executoriale beslag is bevoegd de zaak te verkopen. Indien vooralsnog slechts conservatoire beslagen zijn gelegd kan pas tot executie worden overgegaan, nadat één van de beslagen in de executoriale fase is beland.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 459 lid 3 BRv:

Art 278 BRv

lid 1 Het verzoekschrift vermeldt de voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verzoeker, alsmede een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust. In zaken betreffende een nalatenschap vermeldt het verzoekschrift tevens de laatste woonplaats van de overledene of de reden waarom deze vermelding niet mogelijk is.

lid 3 Tenzij indiening bij de kantonrechter plaatsvindt of ingevolge bijzondere wettelijke bepaling niet door een advocaat behoeft te geschieden, wordt het verzoekschrift ondertekend door een advocaat. Het kantoor van die advocaat geldt als gekozen woonplaats van de verzoeker.

Art 438a BRv

lid 1 In zaken betreffende een executie die volgens de tweede en de derde titel van dit Boek of titel 9 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek worden ingeleid door een verzoekschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank, is bevoegd de voorzieningenrechter in wiens rechtsgebied de te executeren zaken zich geheel of grotendeels bevinden of de executie zal geschieden.

lid 2 De indiening van verzoekschriften krachtens de artikelen 459, derde lid, 461b, 462, tweede lid, 463, derde lid, 463a, 465, 481, eerste lid , 496, tweede lid, en 506, tweede lid, kan ook door een deurwaarder geschieden. Hetzelfde geldt voor een verzoekschrift krachtens artikel 234, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, indien de executie door een pandhouder geschiedt, of krachtens artikel 251 van dat Boek. Indien een deurwaarder het verzoekschrift indient, geldt zijn kantoor als gekozen woonplaats van de verzoeker.

De 2de en 3de titel van BRv betreft de gerechtelijke tenuitvoerlegging op goederen die geen registergoederen zijn en de gerechtelijke tenuitvoerlegging op onroerende zaken.

Art 480 BRv

lid 1 Indien er geen andere schuldeiser is, die op de goederen of de opbrengst van de executie beslag heeft gelegd, en evenmin een beperkt gerechtigde bekend is wiens recht door de executie is vervallen, keert de deurwaarder de netto-opbrengst aan de executant tot het beloop van diens vordering uit. Een eventueel overschot wordt aan de geëxecuteerde afgedragen.

lid 2 In geval er wel schuldeisers of beperkt gerechtigden zijn, als in het eerste lid bedoeld, stort de deurwaarder de netto-opbrengst onverwijld bij een bewaarder als bedoeld in artikel 445 . Indien de voormelde schuldeisers en beperkt gerechtigden alsmede de geëxecuteerde en de executant, tot overeenstemming omtrent de verdeling van de netto-opbrengst

komen, keert de deurwaarder of in zijn opdracht de bewaarder aan ieder het hem toekomende uit.

lid 3 Voor zover de verplichtingen welke krachtens dit artikel op de deurwaarder rusten, niet worden nageleefd, is de Staat jegens belanghebbenden voor de daaruit voor hen voortvloeiende schade met de deurwaarder hoofdelijk aansprakelijk.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 461a BRv:

Diegene die het recht vestigt is een pandgever, degene die het krijgt is de pandhouder. Meestal wordt een pandrecht bedongen bij het verstrekken van (krediet)leningen of verkoop van een grote partij goederen. Pandrecht is een afhankelijk recht, het is dus onlosmakelijk verbonden aan de vordering ter voldoening waarvan het tot zekerheid strekt. Indien de lening volledig is afgelost of de goederen zijn betaald vervalt automatisch, van rechtswege, het pandrecht1.

1 bron: wikipedia

Bij deze executie worden de regels gevolgd als bedoeld bij pandexecutie, artikel 3:248 e.v. BW.

Art. 496 BRv

lid 1 Betreft het een executie tot afgifte op vordering van een pandhouder als bedoeld in artikel 237, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, dan geeft de deurwaarder de zaak af aan de pandhouder of derde in wiens macht de zaak moet worden gebracht.

lid 2 Is het pandrecht uit hoofde waarvan de afgifte geëist wordt, niet bij een authentieke akte gevestigd, dan kan de deurwaarder de zaak slechts onder zich nemen of in beslag nemen met verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen welker rechtsgebied de zaak zich bevindt. Het verlof wordt verzocht bij een verzoekschrift waarbij de pandakte wordt overgelegd. De voorzieningenrechter beslist na summier onderzoek. Het verlof en het verzoekschrift worden, met het in artikel 491, tweede lid , bedoelde proces-verbaal, aan de pandgever betekend. Tegen een krachtens dit lid gegeven verlof is geen hogere voorziening toegelaten.

lid 3 Is op de zaak reeds beslag gelegd, dan kan de deurwaarder haar met handhaving van het beslag niettemin onder zich nemen, mits de pandhouder tevens overeenkomstig artikel 461a de executie van de beslaglegger overneemt. Hij betekent de in de derde zin van het vorige lid bedoelde stukken onverwijld mede aan de deurwaarder die het beslag heeft gelegd.

Art. 3:236 BW

lid 1 (vuistpand) Pandrecht op een roerende zaak, op een recht aan toonder of order, of op het vruchtgebruik van een zodanige zaak of recht, wordt gevestigd door de zaak of het toonder- of orderpapier te brengen in de macht van de pandhouder of van een derde omtrent wie partijen zijn overeengekomen. De vestiging van een pandrecht op een recht aan order of op het vruchtgebruik daarvan vereist tevens endossement.

lid 2 Op andere goederen wordt pandrecht gevestigd op overeenkomstige wijze als voor de levering van het te verpanden goed is bepaald.

Art. 3:237 BW

lid 1 (stil pandrecht) Pandrecht op een roerende zaak, op een recht aan toonder, of op het vruchtgebruik van een zodanige zaak of recht, kan ook worden gevestigd bij authentieke of geregistreerde onderhandse akte, zonder dat de zaak of het toonderpapier wordt gebracht in de macht van de pandhouder of van een derde.

lid 3 Wanneer de pandgever of de schuldenaar in zijn verplichtingen jegens de pandhouder tekortschiet of hem goede grond geeft te vrezen dat in die verplichtingen zal worden tekortgeschoten, is deze bevoegd te vorderen dat de zaak of het toonderpapier in zijn macht of in die van een derde wordt gebracht. Rusten op het goed meer pandrechten, dan kan iedere pandhouder jegens wie de pandgever of de schuldenaar tekortschiet, deze bevoegdheid uitoefenen, met dien verstande dat een andere dan de hoogst gerangschikte slechts afgifte kan vorderen aan een tussen de gezamenlijke pandhouders overeengekomen of door de rechter aan te wijzen pandhouder of derde

lid 4 Wanneer de pandgever of de schuldenaar in zijn verplichtingen jegens de pandhouder die een bij voorbaat gevestigd pandrecht op te velde staande vruchten of beplantingen heeft, tekortschiet, kan de kantonrechter de pandhouder op diens verzoek machtigen zelf de te velde staande vruchten of beplantingen in te oogsten. Is de pandgever eigenaar van de grond of ontleent hij zijn recht op de vruchten of beplantingen aan een beperkt recht op de grond, dan kan de beschikking waarbij het verzoek wordt toegewezen, worden ingeschreven in de openbare registers.

Art 3:248 BW

lid 1 Wanneer de schuldenaar in verzuim is met de voldoening van hetgeen waarvoor het pand tot waarborg strekt, is de pandhouder bevoegd het verpande goed te verkopen en het hem verschuldigde op de opbrengst te verhalen.

lid 2 Partijen kunnen bedingen dat eerst tot verkoop kan worden overgegaan, nadat de rechter op vordering van de pandhouder heeft vastgesteld dat de schuldenaar in verzuim is.

lid 3 Een lager gerangschikte pandhouder of beslaglegger kan het verpande goed slechts verkopen met handhaving van de hoger gerangschikte pandrechten.

Let op: onderzoek (indien de schuldenaar in verzuim is bij de pandhouder) of er in de pandakte een bepaling is opgenomen die de pandhouder machtigt om tot verkoop over te gaan als er door een schuldeiser beslag is gelegd op de te executeren zaak.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 461b lid 1 BRv:

Art 278 BRv

lid 1 Het verzoekschrift vermeldt de voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verzoeker, alsmede een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust. In zaken betreffende een nalatenschap vermeldt het verzoekschrift tevens de laatste woonplaats van de overledene of de reden waarom deze vermelding niet mogelijk is.

lid 3 Tenzij indiening bij de kantonrechter plaatsvindt of ingevolge bijzondere wettelijke bepaling niet door een advocaat behoeft te geschieden, wordt het verzoekschrift ondertekend door een advocaat. Het kantoor van die advocaat geldt als gekozen woonplaats van de verzoeker.

Art 438a BRv

lid 1 In zaken betreffende een executie die volgens de tweede en de derde titel van dit Boek of titel 9 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek worden ingeleid door een verzoekschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank, is bevoegd de voorzieningenrechter in wiens rechtsgebied de te executeren zaken zich geheel of grotendeels bevinden of de executie zal geschieden.

lid 2 De indiening van verzoekschriften krachtens de artikelen 459, derde lid , 461b , 462, tweede lid , 463, derde lid , 463a , 465 , 481, eerste lid , 496, tweede lid , en 506, tweede lid , kan ook door een deurwaarder geschieden. Hetzelfde geldt voor een verzoekschrift krachtens artikel 234, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, indien de executie door een pandhouder geschiedt, of krachtens artikel 251 van dat Boek. Indien een deurwaarder het verzoekschrift indient, geldt zijn kantoor als gekozen woonplaats van de verzoeker.

De 2de en 3de titel van BRv betreft de gerechtelijke tenuitvoerlegging op goederen die geen registergoederen zijn en de gerechtelijke tenuitvoerlegging op onroerende zaken.

Art 3:248 BW

lid 1 Wanneer de schuldenaar in verzuim is met de voldoening van hetgeen waarvoor het pand tot waarborg strekt, is de pandhouder bevoegd het verpande goed te verkopen en het hem verschuldigde op de opbrengst te verhalen.

lid 2 Partijen kunnen bedingen dat eerst tot verkoop kan worden overgegaan, nadat de rechter op vordering van de pandhouder heeft vastgesteld dat de schuldenaar in verzuim is.

lid 3 Een lager gerangschikte pandhouder of beslaglegger kan het verpande goed slechts verkopen met handhaving van de hoger gerangschikte pandrechten.

Let op: onderzoek (indien de schuldenaar in verzuim is bij de pandhouder) of er in de pandakte een bepaling is opgenomen die de pandhouder machtigt om tot verkoop over te gaan als er door een schuldeiser beslag is gelegd op de te executeren zaak.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 461d BRv:

Art 477 BRv

lid 1 De derde-beslagene die overeenkomstig het vorige artikel verklaring heeft gedaan, is verplicht de volgens deze verklaring verschuldigde geldsommen aan de deurwaarder te voldoen en de verschuldigde goederen of af te geven zaken te zijner beschikking te stellen.

Art 476a BRv

lid 1 Zodra vier weken zijn verstreken na het leggen van het beslag, is de derde verplicht verklaring te doen van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen. Is de executie geschorst op grond van een tegen de executoriale titel gericht rechtsmiddel of een tegen de executie gericht verzet, dan loopt de termijn vanaf de betekening van de uitspraak, waarbij het rechtsmiddel is verworpen of het verzet is afgewezen, dan wel de schorsing is opgeheven of geweigerd.

Art 477a BRv

lid 1 Indien de derde-beslagene in gebreke blijft verklaring te doen, wordt hij op vordering van de executant veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware hij daarvan zelf schuldenaar, onverminderd zijn verplichting tot vergoeding van de schade, zo daartoe gronden zijn. De derde-beslagene tegen wie deze vordering wordt ingesteld, wordt toegelaten alsnog een gerechtelijke verklaring te doen. De kosten die in dat geval nodeloos zijn veroorzaakt, worden voor zijn rekening gebracht.

lid 2 Indien de derde-beslagene wel een verklaring heeft afgelegd, is de executant bevoegd deze geheel of ten dele te betwisten dan wel aanvulling daarvan te eisen door de derde binnen twee maanden na zijn verklaring te dagvaarden tot het doen van gerechtelijke verklaring en tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan de executant zal blijken toe te komen. Overschrijding van deze termijn doet deze bevoegdheid vervallen. De rechter kan op verlangen van de derde-beslagene, te uiten voor alle weren, bepalen dat de executant, op straffe van niet ontvankelijkheid, zekerheid moet stellen voor de proceskosten, waarin hij jegens de derde-beslagene kan worden veroordeeld.

lid 3 De advocaat van de executant, die een gerechtelijke verklaring ontvangt, zendt binnen drie dagen afschrift daarvan aan de geëxecuteerde.

lid 4 Indien de derde-beslagene, die overeenkomstig artikel 476b verklaring heeft gedaan, zijn in artikel 477 bedoelde verplichting tot betaling of afgifte niet nakomt, wordt hij op vordering van de executant veroordeeld tot nakoming van deze verplichting, alsmede tot de vervangende schadevergoeding, die hij in geval van niet-nakoming daarvan verschuldigd zal zijn.

lid 5 Tot kennisneming van de in dit artikel bedoelde vorderingen is de rechtbank bevoegd. Indien de executant bij zijn dagvaarding het beslag slechts vervolgt op vorderingen, waarvan de berechting ongeacht hun beloop of naar hun gezamenlijk beloop tot de bevoegdheid van de kantonrechter behoort, is slechts de kantonrechter bevoegd.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 462 lid 2 BRv:

Het kan er mijns inziens voor worden gehouden dat de redactie bij de memorie van toelichting bij artikel 439 BRv (zie bron vermelding) eveneens opgaat bij het vervaardigen van het exploot dat het gevolg zal zijn bij de verlofverlening van dit verzoekschrift. Een vermelding van een termijnverkorting dient aldus aan de kop van het nog te vervaardigen exploot vermeld te worden. Citaat uit de MvT: “Afzonderlijke vermelding verdient slechts dat de in de derde zin bedoelde verkorting van de termijn ook mondeling door de deurwaarder kan worden verzocht, die daarvan en van het eventuele verlof van de president (thans Voorzieningenrechter) uiteraard in zijn exploot melding behoort te maken”.1

1Bron: www.statengeneraaldigitaal.nl: Kamerstukken Tweede Kamer 1980-1981 Kamerstuknummer 16593 ondernummer 3, blz. 34

Art 438a BRv

lid 1 In zaken betreffende een executie die volgens de tweede en de derde titel van dit Boek of titel 9 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek worden ingeleid door een verzoekschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank, is bevoegd de voorzieningenrechter in wiens rechtsgebied de te executeren zaken zich geheel of grotendeels bevinden of de executie zal geschieden.

lid 2 De indiening van verzoekschriften krachtens de artikelen 459, derde lid , 461b , 462, tweede lid , 463, derde lid , 463a , 465 , 481, eerste lid , 496, tweede lid , en 506, tweede lid , kan ook door een deurwaarder geschieden. Hetzelfde geldt voor een verzoekschrift krachtens artikel 234, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, indien de executie door een pandhouder geschiedt, of krachtens artikel 251 van dat Boek. Indien een deurwaarder het verzoekschrift indient, geldt zijn kantoor als gekozen woonplaats van de verzoeker.

De 2de en 3de titel van BRv betreft de gerechtelijke tenuitvoerlegging op goederen die geen registergoederen zijn en de gerechtelijke tenuitvoerlegging op onroerende zaken.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 463 lid 3 BRv:

Bij gebruik van een bevoegde tussenpersoon blijft de gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk voor de verkregen opbrengst.

Art. 44 Waarborgwet

lid 1 De notaris, griffier, deurwaarder of andere ambtenaar, te wiens overstaan een openbare veiling plaats heeft, of, bij ontstentenis van de zodanige, de bijzondere persoon, die de veiling of het toezicht daarop houdt, draagt zorg dat de platina, gouden of zilveren werken, niet voorzien van de vereiste stempeltekenen, niet in openbare veiling komen of met die bestemming worden tentoongesteld.

Art. 46 Waarborgwet

lid 1 Van het houden ener openbare verkoping, waarin platina, gouden en zilveren werken voorkomen, moet door de notaris, griffier, deurwaarder of andere ambtenaar, te wiens overstaan zij zal gehouden worden, of, bij ontstentenis van de zodanige, door de bijzondere persoon, die dezelve of het toezicht daarover houden zal, ten minste drie dagen tevoren aangifte worden gedaan bij de krachtens artikel 52 aangewezen rechtspersoon.

lid 2 Bij de aangifte, bedoeld in het eerste lid, worden vermeld de naam, het adres en de hoedanigheid van de aangever, de naam en het adres van degene die de verkoping organiseert, het adres van het verkooplokaal en de tijdstippen van kijkdagen en verkopingen.

Art 278 BRv

lid 1 Het verzoekschrift vermeldt de voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verzoeker, alsmede een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust. In zaken betreffende een nalatenschap vermeldt het verzoekschrift tevens de laatste woonplaats van de overledene of de reden waarom deze vermelding niet mogelijk is.

lid 3 Tenzij indiening bij de kantonrechter plaatsvindt of ingevolge bijzondere wettelijke bepaling niet door een advocaat behoeft te geschieden, wordt het verzoekschrift ondertekend door een advocaat. Het kantoor van die advocaat geldt als gekozen woonplaats van de verzoeker.

Art 438a BRv

lid 1 In zaken betreffende een executie die volgens de tweede en de derde titel van dit Boek of titel 9 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek worden ingeleid door een verzoekschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank, is bevoegd de voorzieningenrechter in wiens rechtsgebied de te executeren zaken zich geheel of grotendeels bevinden of de executie zal geschieden.

lid 2 De indiening van verzoekschriften krachtens de artikelen 459, derde lid , 461b , 462, tweede lid , 463, derde lid , 463a , 465 , 481, eerste lid , 496, tweede lid , en 506, tweede lid , kan ook door een deurwaarder geschieden. Hetzelfde geldt voor een verzoekschrift krachtens artikel 234, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, indien de executie door een pandhouder geschiedt, of krachtens artikel 251 van dat Boek. Indien een deurwaarder het verzoekschrift indient, geldt zijn kantoor als gekozen woonplaats van de verzoeker.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 463a BRv:

Artikel 463a BRv geeft ook de bevoegdheid dat hen wier rechten bij de executie niet worden geëerbiedigd, zich daartegen overeenkomstig art 438 BRv kan verzetten.

Art. 44 Waarborgwet

lid 1 De notaris, griffier, deurwaarder of andere ambtenaar, te wiens overstaan een openbare veiling plaats heeft, of, bij ontstentenis van de zodanige, de bijzondere persoon, die de veiling of het toezicht daarop houdt, draagt zorg dat de platina, gouden of zilveren werken, niet voorzien van de vereiste stempeltekenen, niet in openbare veiling komen of met die bestemming worden tentoongesteld.

Art. 46 Waarborgwet

lid 1 Van het houden ener openbare verkoping, waarin platina, gouden en zilveren werken voorkomen, moet door de notaris, griffier, deurwaarder of andere ambtenaar, te wiens overstaan zij zal gehouden worden, of, bij ontstentenis van de zodanige, door de bijzondere persoon, die dezelve of het toezicht daarover houden zal, ten minste drie dagen tevoren aangifte worden gedaan bij de krachtens artikel 52 aangewezen rechtspersoon.

lid 2 Bij de aangifte, bedoeld in het eerste lid, worden vermeld de naam, het adres en de hoedanigheid van de aangever, de naam en het adres van degene die de verkoping organiseert, het adres van het verkooplokaal en de tijdstippen van kijkdagen en verkopingen.

Art 278 BRv

lid 1 Het verzoekschrift vermeldt de voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verzoeker, alsmede een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust. In zaken betreffende een nalatenschap vermeldt het verzoekschrift tevens de laatste woonplaats van de overledene of de reden waarom deze vermelding niet mogelijk is.

lid 3 Tenzij indiening bij de kantonrechter plaatsvindt of ingevolge bijzondere wettelijke bepaling niet door een advocaat behoeft te geschieden, wordt het verzoekschrift ondertekend door een advocaat. Het kantoor van die advocaat geldt als gekozen woonplaats van de verzoeker.

Art 438a BRv

lid 1 In zaken betreffende een executie die volgens de tweede en de derde titel van dit Boek of titel 9 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek worden ingeleid door een verzoekschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank, is bevoegd de voorzieningenrechter in wiens rechtsgebied de te executeren zaken zich geheel of grotendeels bevinden of de executie zal geschieden.

lid 2 De indiening van verzoekschriften krachtens de artikelen 459, derde lid , 461b , 462, tweede lid , 463, derde lid , 463a , 465 , 481, eerste lid , 496, tweede lid , en 506, tweede lid , kan ook door een deurwaarder geschieden. Hetzelfde geldt voor een verzoekschrift krachtens artikel 234, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, indien de executie door een pandhouder geschiedt, of krachtens artikel 251 van dat Boek. Indien een deurwaarder het verzoekschrift indient, geldt zijn kantoor als gekozen woonplaats van de verzoeker.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 464 BRv:

Het ministerie heeft voor het aanslaan van de biljetten van de verkoop een tarief bepaald in het Btag.

Gelet op artikel 467 BRv kan ervoor gekozen worden om een aantekening te maken aan de voet van het proces verbaal van beslaglegging en dan de kosten bij dit proces verbaal op te voeren. Er kan ook gekozen worden voor het maken van een afzonderlijk proces verbaal van aanslaan van de (verkoop)biljetten. In dit model is aldus voor het laatste gekozen.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) art 465 BRv:

Het kan er mijns inziens voor worden gehouden dat de redactie bij de memorie van toelichting bij artikel 439 BRv (zie bron vermelding) eveneens opgaat bij het vervaardigen van het exploot dat het gevolg zal zijn bij de verlofverlening van dit verzoekschrift. Een vermelding van een termijnverkorting dient aldus aan de kop van het nog te vervaardigen exploot vermeld te worden. Citaat uit de MvT: “Afzonderlijke vermelding verdient slechts dat de in de derde zin bedoelde verkorting van de termijn ook mondeling door de deurwaarder kan worden verzocht, die daarvan en van het eventuele verlof van de president (thans Voorzieningenrechter) uiteraard in zijn exploot melding behoort te maken”.1

1Bron: www.statengeneraaldigitaal.nl: Kamerstukken Tweede Kamer 1980-1981 kamerstuknummer 16593 ondernummer 3, blz. 34

Art 278 BRv

lid 1 Het verzoekschrift vermeldt de voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verzoeker, alsmede een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust. In zaken betreffende een nalatenschap vermeldt het verzoekschrift tevens de laatste woonplaats van de overledene of de reden waarom deze vermelding niet mogelijk is.

lid 2 …

lid 3 Tenzij indiening bij de kantonrechter plaatsvindt of ingevolge bijzondere wettelijke bepaling niet door een advocaat behoeft te geschieden, wordt het verzoekschrift ondertekend door een advocaat. Het kantoor van die advocaat geldt als gekozen woonplaats van de verzoeker.

Art 438a BRv

lid 1 In zaken betreffende een executie die volgens de tweede en de derde titel van dit Boek of titel 9 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek worden ingeleid door een verzoekschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank, is bevoegd de voorzieningenrechter in wiens rechtsgebied de te executeren zaken zich geheel of grotendeels bevinden of de executie zal geschieden.

lid 2 De indiening van verzoekschriften krachtens de artikelen 459, derde lid , 461b , 462, tweede lid , 463, derde lid , 463a , 465 , 481, eerste lid , 496, tweede lid , en 506, tweede lid , kan ook door een deurwaarder geschieden. Hetzelfde geldt voor een verzoekschrift krachtens artikel 234, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, indien de executie door een pandhouder geschiedt, of krachtens artikel 251 van dat Boek. Indien een deurwaarder het verzoekschrift indient, geldt zijn kantoor als gekozen woonplaats van de verzoeker.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij akte van art 474 BRv:

Beslag op de opbrengst kan slechts worden gelegd in de vorm van een derdenbeslag op de vordering die de geëxecuteerde heeft ter zake van zijn recht op het restant dat eventueel van de opbrengst overblijft, nadat de executant, de beperkt gerechtigden en de schuldeisers die beslag op het goed hebben gelegd, zijn voldaan.1

1 bron: MvT Inv 16 593 nr 3 (1980-1981)

Art 467 BRv De deurwaarder zal aan de voet van zijn proces-verbaal van beslag aantekening moeten doen van het aanslaan der biljetten en van de bekendmaking van de verkoop.

Art. 470 BRv

lid 1 Men zal met de verkoop der in beslag genomen zaken niet verder gaan dan nodig is om een opbrengst te verkrijgen, die voor betaling van de schulden en kosten voldoende is.

lid 2 Te dien einde kan de geëxecuteerde de orde regelen, volgens welke de zaken zullen worden verkocht.

Art 3:277 BW

lid 1 Schuldeisers hebben onderling een gelijk recht om, na voldoening van de kosten van executie, uit de netto-opbrengst van de goederen van hun schuldenaar te worden voldaan naar evenredigheid van ieders vordering, behoudens de door de wet erkende redenen van voorrang.

Art. 44 Waarborgwet

lid 1 De notaris, griffier, deurwaarder of andere ambtenaar, te wiens overstaan een openbare veiling plaats heeft, of, bij ontstentenis van de zodanige, de bijzondere persoon, die de veiling of het toezicht daarop houdt, draagt zorg dat de platina, gouden of zilveren werken, niet voorzien van de vereiste stempeltekenen, niet in openbare veiling komen of met die bestemming worden tentoongesteld.

Art. 46 Waarborgwet

lid 1 Van het houden ener openbare verkoping, waarin platina, gouden en zilveren werken voorkomen, moet door de notaris, griffier, deurwaarder of andere ambtenaar, te wiens overstaan zij zal gehouden worden, of, bij ontstentenis van de zodanige, door de bijzondere persoon, die dezelve of het toezicht daarover houden zal, ten minste drie dagen tevoren aangifte worden gedaan bij de krachtens artikel 52 aangewezen rechtspersoon.

lid 2 Bij de aangifte, bedoeld in het eerste lid, worden vermeld de naam, het adres en de hoedanigheid van de aangever, de naam en het adres van degene die de verkoping organiseert, het adres van het verkooplokaal en de tijdstippen van kijkdagen en verkopingen.