ter zake dienstig art 0045-0066

De hier opgenomen wetsartikelen, opmerkingen en eventuele toelichtingen kunnen, naast de artikelen van deze afdeling, ter zake dienstig zijn bij het in de praktijk brengen van een wetsartikel.

Algemeen:

De uitdrukking “exploot doen” wil zeggen: het betekenen van het desbetreffende document en het laten van afschrift aldus de Memorie van Toelichting 26855 Herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg

Art. 45 BRv (1.6.2. MvT 24 651 nr. 3) Het begrip “huisgenoot” is degene aan wie, naast de geadresseerde, afschrift kan worden gelaten. Er kan echter ook afschrift gelaten worden aan een andere persoon (dus niet aan een huisgenoot) die zich daar bevindt en van wie aannemelijk is dat deze zal bevorderen dat het afschrift degene voor wie het exploot bestemd is, tijdig bereikt (bijvoorbeeld een werknemer die in het huis werkzaam is).

Art 3 Gdw-wet

lid 1 De gerechtsdeurwaarder is bevoegd tot het verrichten van ambtshandelingen op het grondgebied van Nederland.

lid 2 De gerechtsdeurwaarder is niet bevoegd tot het verrichten van ambtshandelingen ten behoeve van of gericht tegen:

a. zichzelf, zijn echtgenoot, geregistreerde partner of een persoon met wie hij een duurzame relatie onderhoudt en samenwoont;

b. zijn bloed- of aanverwanten, in rechte lijn onbepaald en in de zijlijn tot en met de derde graad.

lid 3 De gerechtsdeurwaarder is niet bevoegd tot het verrichten van ambtshandelingen ten behoeve van of gericht tegen:

a. de bloed- en aanverwanten van een persoon met wie hij een duurzame relatie onderhoudt en samenwoont, in rechte lijn onbepaald en in de zijlijn tot en met de derde graad;

b. een rechtspersoon waarvan hij weet of had behoren te weten dat een van de personen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, dan wel een van hun bloed of aanverwanten in rechte lijn daarin een meerderheid van de aandelen bezit of de functie van directeur vervult.

lid 4 Ambtshandelingen, verricht in strijd met het tweede of derde lid, zijn nietig.

Art 11 Gdw-wet

De gerechtsdeurwaarder is te allen tijde verplicht in het gehele arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen dan wel, indien het arrondissement meer dan één provincie omvat, in het deel van het arrondissement dat is gelegen in de provincie waarin zijn plaats van vestiging is gelegen de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten wanneer hierom wordt verzocht, tenzij:

a. met het oog op zijn persoonlijke omstandigheden dit redelijkerwijs niet van hem kan worden verlangd, of

b. de verzoeker niet bereid is het krachtens deze wet door de gerechtsdeurwaarder aan hem gevraagde voorschot voor het verrichten van ambtshandelingen te voldoen.

Art 13 Gdw-wet

Bij het verrichten van ambtshandelingen is de gerechtsdeurwaarder verplicht zich desverlangd te legitimeren door middel van een door Onze Minister afgegeven legitimatiebewijs.

Art 15 Gdw-wet

lid 1 Het exploot van de gerechtsdeurwaarder dient duidelijk, in onafgebroken samenhang, zonder afkortingen en in overeenstemming met de ter zake geldende wettelijke voorschriften te zijn opgesteld.

lid 2 Een exploot is gedateerd en ondertekend door de gerechtsdeurwaarder. De dagtekening geschiedt in letters.

lid 3 Aan de voet van het exploot worden de kosten, bedoeld in de artikelen 240 en

434a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, vermeld.

lid 1 …

lid 4 Een gerechtsdeurwaarder verstrekt desgevraagd het origineel van het exploot aan degene op wiens verzoek hij de ambtshandeling heeft verricht. Van ieder exploot bewaart hij een afschrift ten behoeve van zijn administratie.

Art 7.2 van het reglement KBvG Normen voor Kwaliteit kan dusdanig uitgelegd/toegepast worden dat betekening aan een briefadres mogelijk zou moeten zijn. Deze beredenering is echter (nog) niet getoetst aan een rechterlijk oordeel. Dit artikel schrijft: Bij betekening van een exploot anders dan aan de woonplaats van de betrokkene, vermeldt de gerechtsdeurwaarder in het exploot de hoedanigheid van het adres war hij aan heeft betekend.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij exploot van art 45/46/47/54 BRv:

Art. 1:10 BW

lid 1 De woonplaats van een natuurlijk persoon bevindt zich te zijner woonstede, en bij gebreke van woonstede ter plaatse van zijn werkelijk verblijf.

(opmerking: iemand heeft zijn woonplaats daar waar hij regelmatig ’s avonds slaapt, waar hij werkelijk woont met zijn gezin, waar hij zijn zetel van zijn fortuin heeft, waar zijn zaken worden behartigd, zijn goederen en eigendommen worden beheert, waar hij niet vandaan gaat dan met de bedoeling er weer terug te keren)

lid 2 Een rechtspersoon heeft zijn woonplaats ter plaatse waar hij volgens wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen zijn zetel heeft.

Art 1:11 BW

lid 1 Een natuurlijk persoon verliest zijn woonstede door daden, waaruit zijn wil blijkt om haar prijs te geven

(opmerking: indien een gedetineerde stopt met het betalen van zijn huur dan wel als aan iemand anders de huur wordt overgedragen, kan dit gezien worden als het prijsgeven van zijn woonplaats).

lid 2 Een natuurlijk persoon wordt vermoed zijn woonstede te hebben verplaatst, wanneer hij daarvan op de wettelijk voorgeschreven wijze aan de betrokken colleges van burgemeester en wethouders heeft kennis gegeven.

Art. 1:12 BW

lid 1 Een minderjarige volgt de woonplaats van hem die het gezag over hem uitoefent, de onder curatele gestelde die van zijn curator. Oefenen beide ouders tezamen het gezag over hun minderjarige kind uit, doch hebben zij niet dezelfde woonplaats, dan volgt het kind de woonplaats van de ouder bij wie het feitelijk verblijft dan wel laatstelijk heeft verbleven.

lid 2 Wanneer iemands goederen onder bewind staan, volgt hij voor alles wat de uitoefening van dit bewind betreft, de woonplaats van de bewindvoerder.

lid 3 Wanneer ten behoeve van een persoon een mentorschap is ingesteld, volgt hij voor alles wat de uitoefening van dit mentorschap betreft, de woonplaats van de mentor.

lid 4 Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing voor zover het betreft de relatieve bevoegdheid van de rechter gedurende een curatele, een bewind als bedoeld in titel 19 en een mentorschap. Hetzelfde geldt indien ten aanzien van een persoon een curatele, een mentorschap of een bewind als bedoeld in titel 19 en tevens een bewind als bedoeld in afdeling 7 van titel 5 van Boek 4 of een bewind als bedoeld in artikel 182 van Boek 7 van kracht zijn en de bevoegde kantonrechter de andere kantonrechter als uitsluitend bevoegde heeft aangewezen.

lid 5 Wanneer de persoon, van wie de woonplaats wordt afgeleid, overlijdt of zijn gezag of zijn hoedanigheid verliest, duurt de afgeleide woonplaats voort, totdat een nieuwe woonplaats is verkregen.

Art. 1:13 BW

Het sterfhuis van een overledene is daar, waar hij zijn laatste woonplaats heeft gehad.

Art. 1:14 BW

Een persoon die een kantoor of een filiaal houdt, heeft ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor of dit filiaal betreffen mede aldaar woonplaats.

Art. 1:15 BW

Een persoon kan een andere woonplaats dan zijn werkelijke slechts kiezen, wanneer de wet hem daartoe verplicht, of wanneer de keuze bij schriftelijk of langs elektronische weg aangegane overeenkomst voor een of meer bepaalde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen geschiedt en voor de gekozen woonplaats een redelijk belang aanwezig is. Indien de keuze bij langs elektronische weg aangegane overeenkomst geschiedt, is artikel 227a lid 1 van Boek 6 van overeenkomstige toepassing.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij exploot van art 48 BRv:

Art 77 BRv

lid 1 In alle procedures waarin de Koning als eiser of als verzoeker optreedt, wordt de zaak ingeleid en voortgezet ten name van en door een door hem aan te wijzen gemachtigde.

lid 2 Alle procedures tegen de Koning worden voortgezet ten name van een door hem aan te wijzen gemachtigde. Betreft het een zaak die bij dagvaarding moet worden ingeleid, dan wordt, indien de gemachtigde niet in het geding opkomt en indien daartoe gronden zijn, het verstek verleend en vonnis gewezen ten name van de procureur-generaal bij de Hoge Raad.

Art. 2:1 BW

lid 1 De Staat, de provincies, de gemeenten, de waterschappen, alsmede alle lichamen waaraan krachtens de Grondwet verordenende bevoegdheid is verleend, bezitten rechtspersoonlijkheid.

lid 2 Andere lichamen, waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen, bezitten slechts rechtspersoonlijkheid, indien dit uit het bij of krachtens de wet bepaalde volgt.

lid 3 De volgende artikelen van deze titel, behalve artikel 5, gelden niet voor de in de voorgaande leden bedoelde rechtspersonen.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij exploot van art 49 BRv:

Art. 1:14 BW

Een persoon die een kantoor of een filiaal houdt, heeft ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor of dit filiaal betreffen mede aldaar woonplaats.

Art. 2:1 BW

lid 1 De Staat, de provincies, de gemeenten, de waterschappen, alsmede alle lichamen waaraan krachtens de Grondwet verordenende bevoegdheid is verleend, bezitten rechtspersoonlijkheid.

lid 2 Andere lichamen, waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen, bezitten slechts rechtspersoonlijkheid, indien dit uit het bij of krachtens de wet bepaalde volgt.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij exploot van art 50 BRv:

Art. 1:10 BW

lid 1 …

lid 2 Een rechtspersoon heeft zijn woonplaats ter plaatse waar hij volgens wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen zijn zetel heeft.

Art. 1:14 BW

Een persoon die een kantoor of een filiaal houdt, heeft ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor of dit filiaal betreffen mede aldaar woonplaats.

Art. 1:15 BW

Een persoon kan een andere woonplaats dan zijn werkelijke slechts kiezen, wanneer de wet hem daartoe verplicht, of wanneer de keuze bij schriftelijk of langs elektronische weg aangegane overeenkomst voor een of meer bepaalde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen geschiedt en voor de gekozen woonplaats een redelijk belang aanwezig is. Indien de keuze bij langs elektronische weg aangegane overeenkomst geschiedt, is artikel 227a lid 1 van Boek 6 van overeenkomstige toepassing.

Art 2:2 BW

lid 1 Kerkgenootschappen alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd, bezitten rechtspersoonlijkheid.

lid 2 Zij worden geregeerd door hun eigen statuut, voor zover dit niet in strijd is met de wet. Met uitzondering van artikel 5 gelden de volgende artikelen van deze titel niet voor hen; overeenkomstige toepassing daarvan is geoorloofd, voor zover deze is te verenigen met hun statuut en met de aard der onderlinge verhoudingen.

Art. 2:3 BW

Verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en stichtingen bezitten rechtspersoonlijkheid.

Art. 2:23c BW

1. Indien na het tijdstip waarop de rechtspersoon is opgehouden te bestaan nog een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt of van het bestaan van een bate blijkt, kan de rechtbank op verzoek van een belanghebbende de vereffening heropenen en zo nodig een vereffenaar benoemen. In dat geval herleeft de rechtspersoon, doch uitsluitend ter afwikkeling van de heropende vereffening. De vereffenaar is bevoegd van elk der gerechtigden terug te vorderen hetgeen deze te veel uit het overschot heeft ontvangen.

2. Gedurende het tijdvak waarin de rechtspersoon had opgehouden te bestaan, is er een verlengingsgrond als bedoeld in artikel 3:320 BW ten aanzien van de verjaring van rechtsvorderingen van of tegen de rechtspersoon.

Art. 3:320 BW

Wanneer een verjaringstermijn zou aflopen tijdens het bestaan van een verlengingsgrond of binnen zes maanden na het verdwijnen van een zodanige grond, loopt de termijn voort totdat zes maanden na het verdwijnen van die grond zijn verstreken.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij exploot van art 51 BRv:

Ondanks het feit dat de vennoten hoofdelijke aansprakelijkheid hebben, kan een executoriale titel alleen op de vof geëxecuteerde worden en niet ten laste van de vennoten indien zij niet mee gedagvaard zijn (NJ 1960, 121).

Betekening van een exploot ex art 51 lid 2 BRv kan geschieden aan het kantoor van de maatschap maar omdat een maatschap geen procesbevoegdheid heeft dienen de namen van de maten in het exploot genoemd te worden daar zij alleen als procespartij kunnen optreden (zie ook ECLI-NL-HR-2013-BY7840)

Art. 1:10 BW

lid 1 …

lid 2 Een rechtspersoon heeft zijn woonplaats ter plaatse waar hij volgens wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen zijn zetel heeft.

Art. 1:14 BW

Een persoon die een kantoor of een filiaal houdt, heeft ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor of dit filiaal betreffen mede aldaar woonplaats.

Art. 1:15 BW

Een persoon kan een andere woonplaats dan zijn werkelijke slechts kiezen, wanneer de wet hem daartoe verplicht, of wanneer de keuze bij schriftelijk of langs elektronische weg aangegane overeenkomst voor een of meer bepaalde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen geschiedt en voor de gekozen woonplaats een redelijk belang aanwezig is. Indien de keuze bij langs elektronische weg aangegane overeenkomst geschiedt, is artikel 227a lid 1 van Boek 6 van overeenkomstige toepassing.

Art. 2:3 BW

Verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en stichtingen bezitten rechtspersoonlijkheid.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij exploot van art 52 BRv:

Art. 1:12 BW

lid 1 Een minderjarige volgt de woonplaats van hem die het gezag over hem uitoefent, de onder curatele gestelde die van zijn curator. Oefenen beide ouders tezamen het gezag over hun minderjarige kind uit, doch hebben zij niet dezelfde woonplaats, dan volgt het kind de woonplaats van de ouder bij wie het feitelijk verblijft dan wel laatstelijk heeft verbleven.

lid 2 Wanneer iemands goederen onder bewind staan, volgt hij voor alles wat de uitoefening van dit bewind betreft, de woonplaats van de bewindvoerder.

lid 3 Wanneer ten behoeve van een persoon een mentorschap is ingesteld, volgt hij voor alles wat de uitoefening van dit mentorschap betreft, de woonplaats van de mentor.

lid 4 Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing voor zover het betreft de relatieve bevoegdheid van de rechter gedurende een curatele, een bewind als bedoeld in titel 19 en een mentorschap. Hetzelfde geldt indien ten aanzien van een persoon een curatele, een mentorschap of een bewind als bedoeld in titel 19 en tevens een bewind als bedoeld in afdeling 7 van titel 5 van Boek 4 of een bewind als bedoeld in artikel 182 van Boek 7 van kracht zijn en de bevoegde kantonrechter de andere kantonrechter als uitsluitend bevoegde heeft aangewezen.

lid 5 Wanneer de persoon, van wie de woonplaats wordt afgeleid, overlijdt of zijn gezag of zijn hoedanigheid verliest, duurt de afgeleide woonplaats voort, totdat een nieuwe woonplaats is verkregen.

Art. 25 FW

lid 1 Rechtsvorderingen, welke rechten of verplichtingen tot de failliete boedel behorende ten onderwerp hebben, worden zowel tegen als door de curator ingesteld.

lid 2 Indien zij, door of tegen de gefailleerde ingesteld of voortgezet, een veroordeling van de gefailleerde ten gevolge hebben, heeft die veroordeling tegenover de failliete boedel geen rechtskracht.

Art. 26 FW

Rechtsvorderingen, die voldoening ener verbintenis uit de boedel ten doel hebben, kunnen gedurende het faillissement ook tegen de gefailleerde op geen andere wijze ingesteld worden, dan door aanmelding ter verificatie.

Art. 27 FW

lid 1 Indien de rechtsvordering tijdens de faillietverklaring aanhangig en door de schuldenaar ingesteld is, wordt het geding ten verzoeke van de gedaagde geschorst, ten einde deze gelegenheid te geven, binnen een door de rechter te bepalen termijn, de curator tot overneming van het geding op te roepen.

lid 2 Zo deze aan die oproeping geen gevolg geeft, heeft de gedaagde het recht ontslag van de instantie te vragen; bij gebreke daarvan kan het geding tussen de gefailleerde en de gedaagde worden voortgezet, buiten bezwaar van de boedel.

lid 3 Ook zonder opgeroepen te zijn, is de curator bevoegd het proces te allen tijde over te nemen en de gefailleerde buiten het geding te doen stellen.

Art. 28 FW

lid 1 Indien de rechtsvordering tijdens de faillietverklaring aanhangig en tegen de schuldenaar ingesteld is, is de eiser bevoegd schorsing te verzoeken, ten einde, binnen een door de rechter te bepalen termijn, de curator in het geding te roepen.

lid 2 Door zijn verschijning neemt deze het proces over en is de gefailleerde van rechtswege buiten het geding.

lid 3 Indien de curator verschijnende dadelijk in de eis toestemt, zijn de proceskosten van de tegenpartij geen boedelschuld.

lid 4 Zo de curator niet verschijnt, is op het tegen de gefailleerde te verkrijgen vonnis de bepaling van het tweede lid van artikel 25 niet toepasselijk.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij exploot van art 53 BRv:

Art. 1:13 BW

Het sterfhuis van een overledene is daar, waar hij zijn laatste woonplaats heeft gehad.

Art 4:130 BW

lid 1 Een testamentaire last is een uiterste wilsbeschikking waarin de erflater aan de gezamenlijke erfgenamen of aan een of meer bepaalde erfgenamen of legatarissen een verplichting oplegt, die niet bestaat in de uitvoering van een legaat.

lid 2 Een testamentaire last kan ook worden opgelegd aan een executeur. De hem opgelegde verplichting rust mede op de gezamenlijke erfgenamen, tenzij uit haar aard of uit de uiterste wil iets anders voortvloeit.

lid 3 Artikel 120 is van overeenkomstige toepassing op een last die strekt tot een uitgave van geld of van een goed uit de nalatenschap; deze wordt tegelijk met een legaat en in gelijke mate verminderd.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij exploot van art 55 BRv:

Art 7 uitvoeringswet Betekeningsverdrag 1965

lid 1 Om overeenkomstig de artikelen 3-6 van het verdrag een gerechtelijk of buitengerechtelijk stuk te doen betekenen of daarvan te doen kennisgeven in een der Staten, waar het verdrag van kracht is, wordt het exploit gedaan op de wijze aangegeven bij artikel 55, eerste lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, behoudens het bepaalde in artikel 8 van deze wet.

lid 2 Behalve de vereisten bij het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor het exploit gesteld, zal daarbij worden vermeld het adres van degene aan wie de betekening of kennisgeving wordt verlangd. Tevens wordt daarin vermeld dat van het exploit overeenkomstig de artikelen 3-6 van het verdrag betekening of kennisgeving moet worden gedaan, met opgave of verlangd wordt:

a. eenvoudige afgifte;

b. betekening of kennisgeving met inachtneming van de vormen, in de wetgeving van de aan te zoeken Staat voorgeschreven voor de betekening of de kennisgeving van stukken die in dat land zijn opgemaakt en bestemd zijn voor zich aldaar bevindende personen;

c. betekening of kennisgeving, als onder b bedoeld, alléén voor het geval dat eenvoudige afgifte niet mogelijk is; of

d. betekening of kennisgeving in een bijzondere, in het exploit duidelijk aan te geven vorm.

lid 3 In elk van de in het vorige lid onder b, c en d genoemde gevallen is het exploit vergezeld van een opgave, in een van de talen, genoemd in artikel 7, tweede lid, van het verdrag, van alle gegevens, benodigd voor de opstelling van het gedeelte van de aanvrage, bedoeld in artikel 5, laatste lid, van het verdrag.

lid 4 Een tweede exemplaar van het exploit, alsmede indien bij het exploit een afzonderlijk stuk wordt betekend, van dat stuk, zal worden bijgevoegd.

lid 5 Het derde en vierde lid gelden slechts, voor zover het tegendeel niet volgt uit een overeenkomst als bedoeld in de artikelen 20 en 24 van het verdrag.

Art 8 uitvoeringswet Betekeningsverdrag 1965

lid 1 De door artikel 55, eerste lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorgeschreven toezending van een afschrift van het exploit aan het ministerie van buitenlandse zaken blijft in het geval, bedoeld bij artikel 7, achterwege.

lid 2 Tenzij anders is geregeld in een overeenkomst, als bedoeld in de artikelen 11 of 24 van het verdrag, richt de ambtenaar bij het openbaar ministerie aan wie het exploit werd betekend, met betrekking tot het afschrift en, in voorkomend geval, het bij het exploit betekende afzonderlijke stuk, onverwijld een aanvrage om betekening of kennisgeving overeenkomstig de artikelen 3-6 van het verdrag tot de centrale autoriteit of tot een overeenkomstig artikel 18, eerste lid, van het verdrag aangewezen andere bevoegde autoriteit, van de Staat, waar de betekening of kennisgeving moet plaats vinden.

lid 3 Wanneer de centrale autoriteit, of de in het vorige lid bedoelde andere autoriteit, verlangt dat het stuk, of de stukken, waarvan …

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij exploot van art 56 BRv:

Een model van het omgekeerde van dit exploot is terug te vinden in art. 5 Uitvoeringswet Betekeningsverordening 1393/2007.

Na verzending kan de dagvaarding op de rol worden ingeschreven. Zolang de gedaagde niet verschijnt of is voldaan aan de voorwaarden van artikel 19 lid 1 of 2 van EG Betekeningsverordening zal de rechter de zaak aanhouden.

De kosten van het vertalen van een akte komen voor rekening van de aanvrager.

Art 56 BRv

lid 3 Wanneer de betekening binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, wordt ten

aanzien van degene op wiens verzoek de betekening geschiedt, de datum van verzending overeenkomstig het tweede lid in aanmerking genomen als de datum van betekening. Wordt een dagvaarding overeenkomstig artikel 63, eerste lid , betekend aan het kantoor van de advocaat of deurwaarder bij wie degene voor wie de dagvaarding is bestemd, laatstelijk woonplaats heeft gekozen, dan wordt ter bepaling of tijdig verzet, hoger beroep, onderscheidenlijk beroep in cassatie is ingesteld de datum van die betekening in aanmerking genomen, mits de deurwaarder binnen veertien dagen daarna tevens een afschrift van de dagvaarding, of een vertaling daarvan in een taal als bedoeld in artikel 8, eerste lid onder a, van de verordening, aan een ontvangende instantie zendt als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de verordening, ter betekening aan de betrokkene dan wel bij aangetekende post rechtstreeks aan de betrokkene verzendt.

Datum van betekening of kennisgeving

art 9 EG Betekeningsverordening

lid 1 Onverminderd artikel 8 is de datum van betekening of kennisgeving van artikel 7 de datum waarop betekening of kennisgeving overeenkomstig het recht van de aangezochte lidstaat is geschied.

lid 2 Wanneer de betekening of kennisgeving van een stuk overeenkomstig het recht van een lidstaat echter binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, dan wordt de datum die ten aanzien van de aanvrager in aanmerking moet worden genomen, evenwel bepaald door het recht van deze lidstaat.

lid 3 De leden 1 tot en met 2 zijn van toepassing op de wijzen van verzending en betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken overeenkomstig afdeling 2

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij exploot van art 57 BRv:

In de huidige Memorie van Toelichting van dit artikel wordt verwezen naar de toelichting van het oude rechtsvordering (art 4 onder 9). Aldaar (MvT 18 052, zitting 1982-1983) is bepaald dat indien een betekening niet in persoon kan geschieden de weg gevolg moet worden van art 2 (thans art 47). Een afschrift van het exploot moet dan naar de ambtenaar van het openbaar ministerie, die zal dienen te bevorderen dat het exploot de betrokkene bereikt. Het oude en huidige artikel spreekt van het ‘doen toekomen aan’ hetgeen geïnterpreteerd kan worden als zijnde ‘het verzenden (per post) aan’.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij exploot van art 58 BRv:

Zeeschip:

Art 8:194 BW

lid 6 Bij het verzoek tot teboekstelling wordt woonplaats gekozen in Nederland. Deze woonplaats wordt in het verzoek tot teboekstelling vermeld en kan door een andere in Nederland gelegen woonplaats worden vervangen.

Binnenschip:

Art 8:784 BW

lid 7 Bij het verzoek tot teboekstelling wordt woonplaats gekozen in Nederland. Deze woonplaats wordt in het verzoek tot teboekstelling vermeld en kan door een andere in Nederland gelegen woonplaats worden vervangen.

Art 8:1 BW

lid 1 In dit wetboek worden onder schepen verstaan alle zaken, geen luchtvaartuig zijnde, die blijkens hun constructie bestemd zijn om te drijven en drijven of hebben gedreven.

Art 8:2 BW

lid 1 In dit wetboek worden onder zeeschepen verstaan de schepen die als zeeschip teboekstaan in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3, en de schepen die niet teboekstaan in die registers en blijkens hun constructie uitsluitend of in hoofdzaak voor drijven in zee zijn bestemd.

lid 3 In dit wetboek worden onder zeevissersschepen verstaan zeeschepen, die blijkens hun constructie uitsluitend of in hoofdzaak voor de bedrijfsmatige visvangst zijn bestemd.

Art 8:3 BW

lid 1 In dit wetboek worden onder binnenschepen verstaan de schepen die als binnenschip teboekstaan in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3, en de schepen die niet teboekstaan in die registers en blijkens hun constructie noch uitsluitend noch in hoofdzaak voor drijven in zee zijn bestemd.

Art 8:190 BW

lid 1 In de afdelingen 2 tot en met 5 van titel 3 worden onder schepen mede verstaan schepen in aanbouw. Onder reder wordt mede verstaan de eigenaar van een zeeschip in aanbouw.

lid 2 Indien een schip in aanbouw een schip in de zin van artikel 1 is geworden, ontstaat daardoor niet een nieuw schip.

Art 8:780 BW

lid 1 In de afdelingen 2 tot en met 6 van titel 8 worden onder schepen mede verstaan schepen in aanbouw.

lid 2 Onder binnenschepen worden in de afdelingen 2 tot en met 6 van titel 8 mede verstaan draagvleugelboten, veerponten, alsmede baggermolens, drijvende kranen, elevatoren en alle drijvende werktuigen, pontons of materiaal van soortgelijke aard, die voldoen aan de in de artikelen 1 en 3 ten aanzien van binnenschepen vermelde vereisten.

lid 3 Indien een schip in aanbouw een schip in de zin van artikel 1 is geworden, ontstaat daardoor niet een nieuw schip.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij exploot van art 60 BRv:

Art 8:3a BW

lid 1 In dit wetboek worden onder luchtvaartuigen verstaan toestellen die in de dampkring

kunnen worden gehouden ten gevolge van krachten die de lucht daarop uitoefent, met uitzondering van toestellen die blijkens hun constructie bestemd zijn zich te verplaatsen op een luchtkussen, dat wordt in stand gehouden tussen het toestel en het oppervlak der aarde.

Art 8:1303 BW

lid 6 Bij het verzoek tot teboekstelling wordt woonplaats gekozen in Nederland. Deze woonplaats wordt in het verzoek tot teboekstelling vermeld en kan door een andere in Nederland gelegen woonplaats worden vervangen.

Opmerking(en)/aanverwant(e) wetsartikel(en)/ evt. toelichting(en) bij exploot van art 62 BRv:

Art 116 BRv

lid 1 Indien in rechte worden opgeroepen houders van aandelen of andere effecten welke niet op naam staan of waarvan de houders niet bij name bekend zijn, is de termijn van dagvaarding ten minste vier weken.

lid 2 Deze termijn geldt eveneens indien in rechte worden opgeroepen zij die algemene

voorwaarden gebruiken waarin bedingen voorkomen waarvan gesteld wordt dat zij onredelijk bezwarend zijn, in het geval dat ingevolge artikel 1003, onder 1° , hun naam en woonplaats niet afzonderlijk in het exploot worden vermeld.

Art 1003 BRv

Bij vorderingen als bedoeld in de artikelen 240 en 242 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek

kan als volgt worden afgeweken van het bepaalde in artikel 111, tweede lid :

1. Een exploit dat bestemd is zowel voor een vereniging die ten doel heeft de behartiging

van belangen van personen die een beroep of bedrijf uitoefenen, alsook voor de leden van deze vereniging, alsmede een exploit dat bestemd is voor de gewezen leden van een in eerste aanleg medegedagvaarde, doch inmiddels ontbonden vereniging als hiervoor bedoeld, behoeft de naam en de woonplaats van deze leden of gewezen leden niet afzonderlijk te vermelden.

2. Een exploit dat wordt uitgebracht zowel ten verzoeke van een vereniging die ten doel heeft de behartiging van belangen van personen die een beroep of bedrijf uitoefenen, alsook ten verzoeke van de leden van deze vereniging, alsmede een exploit dat wordt uitgebracht ten verzoeke van de gewezen leden van een in eerste aanleg mede-gedagvaarde, doch inmiddels ontbonden vereniging als hiervoor bedoeld, behoeft de voornaam, de naam en de woonplaats van deze leden of gewezen leden niet afzonderlijk te vermelden.

Art 6:240 BW

lid 1 Op vordering van een rechtspersoon als bedoeld in lid 3 kunnen bepaalde bedingen in bepaalde algemene voorwaarden onredelijk bezwarend worden verklaard; de artikelen 233 onder a , 236 en 237 zijn van overeenkomstige toepassing. Voor de toepassing van de vorige zin wordt een beding in algemene voorwaarden dat in strijd is met een dwingende wetsbepaling, als onredelijk bezwarend aangemerkt. Bij de beoordeling van een beding blijft de uitlegregel van artikel 238 lid 2, tweede zin, buiten toepassing.

lid 2 De vordering kan worden ingesteld tegen de gebruiker, alsmede tegen een rechtspersoon met

volledige rechtsbevoegdheid die ten doel heeft de behartiging van de belangen van personen die een beroep of bedrijf uitoefenen, indien hij het gebruik van de algemene voorwaarden door die personen bevordert.

lid 3 De vordering komt toe aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid die ten doel hebben de behartiging van belangen van personen die een beroep of bedrijf uitoefenen of van

eindgebruikers van niet voor een beroep of bedrijf bestemde goederen of diensten. Zij kan slechts betrekking hebben op algemene voorwaarden die worden gebruikt of bestemd zijn te worden gebruikt in overeenkomsten met personen wier belangen door de rechtspersoon worden behartigd.

Art 6:241 BW

lid 1 Het Gerechtshof te 's-Gravenhage is bij uitsluiting bevoegd tot kennisneming van vorderingen als in het vorige artikel bedoeld.