jurisprudentie brv art 474a-474bb

ECLI-NL-GHARN-2011-BU8232

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARN:2011:BU8232

Inhoudsindicatie:

Toerekenbaar tekortkomen door advocaat bij incassowerkzaamheden? Goodwill vatbaar voor beslag.

RO. 4.12.

Goodwill

Anders dan [appellant] heeft betoogd, is ‘goodwill’ niet voor beslag of pandrecht vatbaar. Daaraan doet niet af dat goodwill bij de overdracht van een onderneming dikwijls een afzonderlijk kenbare en op geld gewaarde post is en vaak is vermeld op de balans van een onderneming. Goodwill is juridisch gezien een samenstel van rechten en verplichtingen dat zich als geheel niet voor overdracht leent. Zij kan onder meer omvatten de verwachte rentabiliteit van een onderneming, het recht op een cliëntenportefeuille of de verplichting van de verkoper na te laten de koper concurrentie aan te doen. Zij is slechts als economische grootheid verbonden aan een onderneming. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben voor wat betreft de goodwill dan ook geen maatregelen tot uitwinning nagelaten.

Vindplaats(en): Rechtspraak.nl

ECLI-NL-GHSHE-2007-AZ6522

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2007:AZ6522

Inhoudsindicatie:

Domeinnaam is in casu een vermogensrecht als bedoeld in art. 3:6 BW. In casu geen conservatoir verhaalsbeslag mogelijk op de domeinnaam, nu verzoeker zich beroept op merken- en handelsnaamrechtelijke bescheming. Verlof verleend tot het leggen van conservatoir leveringsbeslag op een domeinnaam.

Vindplaats(en): CR 2007, 73 ; IER 2007, 50; JOR 2007, 78; NJF 2007, 97; Rechtspraak.nl

ECLI-NL-HR-2001-AD4003

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2001:AD4003

Inhoudsindicatie:

RO. 18.

Het commune Nederlandse internationaal privaatrecht is derhalve beslissend. Naar dit recht wordt de vraag op welke goederen beslag gelegd kan worden en op welke wijze het beslag gelegd moet worden, beheerst door de lex loci arresti, zodat, indien een in beslag te nemen goed zich in Nederland bevindt, aan de hand van Nederlands recht beoordeeld dient te worden of en, zo ja, op welke wijze daarop beslag gelegd kan worden. Zie J.P. Verheul, Aspekten van Nederlands internationaal beslagrecht, 1968, blz. 13 e.v. Betreft het in beslag te nemen goed een aandeel in een vennootschap (of een in dit opzicht daarmee gelijk te stellen lidmaatschapsrecht in een vereniging; zie art. 474aa lid 2 Rv), dan wordt de vraag waar dat aandeel (lidmaatschapsrecht) zich bevindt, beantwoord door het recht van het land volgens hetwelk de vennootschap (vereniging) is opgericht. Zie HR 19 maart 1999, NJ 2000, 99 nt. PV. Zie voorts P. Vlas, Rechtspersonen, Praktijkreeks IPR, deel 9, 2e dr. 1999, nr. 239-242. De coöperatie is opgericht naar Nederlands recht. Uit de regeling van art. 474c e.v. jo. art. 474aa lid 2 Rv volgt dat naar Nederlands recht lidmaatschapsrechten in een coöperatie geacht worden zich te bevinden, althans voor beslagdoeleinden, ter plaatse van de statutaire vestiging van de coöperatie, derhalve in het onderhavige geval in Nederland. 's Hofs oordeel dat het beslag op het lidmaatschapsrecht van [verzoeker] terecht in Nederland is gelegd is dus juist. Gelet op het bepaalde in art. 16 onder 5 EEX volgt hieruit dat evenzeer juist is het oordeel van het Hof dat de Rechtbank bevoegd was van het inleidende verzoekschrift van de coöperatie kennis te nemen. De eerste klacht faalt derhalve.

Vindplaats(en): JOL 2001, 511; NJ 2003, 266; Rechtspraak.nl