jurisprudentie brv art 261-297

ECLI-NL-HR-2015-3336

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2015:3336

Inhoudsindicatie:

Procesrecht. BOPZ. Plicht tot verstrekken afschrift proces-verbaal mondelinge behandeling (art. 290 lid 2 Rv).

RO. 3.3.1

Ingevolge art. 279 lid 4 Rv wordt van het ter mondelinge behandeling verhandelde en van de zakelijke inhoud van de afgelegde verklaringen een proces-verbaal opgemaakt. Art. 290 lid 2 Rv bepaalt dat de griffier zo spoedig mogelijk een afschrift van processen-verbaal verstrekt aan de verzoeker en aan de in de procedure verschenen belanghebbenden. Deze voorschriften strekken onder meer ertoe dat de verzoeker of een belanghebbende de inhoud van een proces-verbaal kan betrekken bij zijn beslissing of en, zo ja, op welke gronden hij een rechtsmiddel zal instellen. Dit brengt mee dat het verstrekken van een afschrift van een proces-verbaal niet afhankelijk mag worden gesteld van het al dan niet zijn ingesteld van een rechtsmiddel. Aan een verzoek tot afgifte van een proces-verbaal door een advocaat die verklaart daaraan behoefte te hebben omdat wordt overwogen een rechtsmiddel tegen de beslissing in te stellen, dient dan ook onverwijld te worden voldaan.

Aan voormelde voorschriften komt extra gewicht toe in zaken waarin de beslissing strekt tot vrijheidsbeneming (vgl. HR 14 februari 1986, ECLI:NL:HR:1986:AG5193, NJ 1986/400).

Vindplaatsen: Rechtspraak.nl; NJB 2015/2115

ECLI-NL-HR-2009-BH9287

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2009:BH9287

Inhoudsindicatie:

Procesrecht. Verzoekschriftprocedure; oproeping door griffier bij brief aan procureur; verschijning belanghebbende zonder verweerschrift. Familierecht; beëindiging van partneralimentatie op voet van art. 1:160 BW wegens samenleving vrouw met nieuwe partner. Hoger beroep, grenzen van de rechtsstrijd van partijen, devolutieve werking van het appel.

Vindplaats(en): NJ 2010, 127; NJB 2009, 1350; Rechtspraak.nl; RvdW 2009, 792

ECLI-NL-HR-2003-AF9440

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2003:AF9440

Inhoudsindicatie:

RO. 3.3.2

Bij de beoordeling van het onderdeel moet worden vooropgesteld dat in art. 282 lid 1 niet in het algemeen is aangegeven wie tot de belanghebbenden in de zin van deze bepaling zijn te rekenen, en dat dit uit de aard van de procedure en de daarmee verband houdende wetsbepalingen moet worden afgeleid (vgl. HR 25 oktober 1991, rek. nr. 7932, NJ 1992, 149). Bij de beantwoording van de vraag of iemand belanghebbende is, zal een rol spelen in hoeverre deze door de uitkomst van de desbetreffende procedure zodanig in een eigen belang kan worden getroffen dat deze daarin behoort te mogen opkomen ter bescherming van dat belang of in hoeverre deze anderszins zo nauw betrokken is of is geweest bij het onderwerp dat in de procedure wordt behandeld, dat daarin een belang is gelegen om in de procedure te verschijnen.

Vindplaats(en): ARO 2003, 97; JOL 2003, 301; JOR 2003, 161; NJ 2003, 486; Rechtspraak.nl; RvdW 2003, 103