jurisprudentie brv art 562a-584

ECLI-NL-RBZLY-2012-BY2687

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZLY:2012:BY2687

Inhoudsindicatie:

Deurwaardersrenvooi. Analoge toepassing van artikel 568 Rv op een in het buitenland te boek gesteld schip.

RO 4.2.1.

In artikel 568 Rv worden aldus de Nederlandse openbare registers aangewezen. Buitenlandse openbare registers zijn niet genoemd in afdeling 2 van titel van Boek 3 BW.

Tussen partijen is niet in geschil dat het schip niet in een Nederlands, maar in een Duits openbaar register staat geregistreerd. De vraag die derhalve aan de orde is, is of Universal Leasing zich kan beroepen op analoge toepassing van artikel 568 Rv.

RO 4.2.2.

De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. De regeling tot overname van de executie door een hypotheekhouder strekt er enerzijds toe misverstand uit te sluiten over de vraag wie tot executie mag overgaan en strekt er anderzijds toe te verzekeren dat een hypotheekhouder niet door een talmende executant wordt gefrustreerd in zijn executiebevoegdheid. Niet valt in te zien om welke reden een persoon die in het buitenland een recht van hypotheek heeft doen vestigen op een in het buitenland geregistreerd schip niet ook deze bevoegdheid zou mogen toekomen, indien de executie op dat schip in Nederland plaatsvindt.

Vindplaats(en): Rechtspraak.nl

ECLI-NL-HR-2008-BB8653

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2008:BB8653

Inhoudsindicatie:

Faillissementsrecht. Eigendomsverkrijging; rechtsgeldigheid van de levering door Ontvanger van vóór faillietverklaring bij executie aan veilingkoper gegunde registergoederen (motorjachten).

RO. 3.2.1

De vraag die het cassatiemiddel aan de orde stelt is of de beide jachten, die daags voor de faillietverklaring van [betrokkene 1] aan de veilingkoper [eiseres 2] waren gegund, na de faillietverklaring nog rechtsgeldig door de Ontvanger aan [eiseres 2] konden worden geleverd.

RO. 3.2.2

Het hof heeft die vraag in ontkennende zin beantwoord. Het hof heeft in rov. 12 en 13 onder meer het volgende overwogen. Ten tijde van de faillietverklaring waren de beide jachten nog niet geleverd omdat niet alle handelingen hadden plaatsgevonden die voor de levering aan [eiseres 2] nodig waren. De gunning alleen bracht niet mee dat de jachten uit het vermogen van de failliet waren verdwenen. De executie van de jachten was op de dag van de faillietverklaring dus nog niet voltooid en nam op grond van art. 33 F. dadelijk een einde. Daarmee verloor de Ontvanger de, uit zijn hoedanigheid van executant voortvloeiende, beschikkingsbevoegdheid met betrekking tot de jachten.

RO. 3.3

Het middel bestrijdt de juistheid van deze oordelen met verschillende klachten, doch tevergeefs, want die oordelen zijn juist en dragen de beslissing zelfstandig. Daarom behoeven de klachten van de onderdelen 4 en 5 die zich richten tegen hetgeen het hof overweegt met betrekking tot de beschikkings(on)bevoegdheid van de gefailleerde [betrokkene 1], geen behandeling.

Voorts wordt nog het volgende opgemerkt. Onjuist is de opvatting van onderdeel 6 van het middel dat door de gunning de jachten het "uitwinbare vermogen" van de geëxecuteerde schuldenaar hebben verlaten. Art. 33 F. staat daaraan nu juist in de weg, doordat de executie door de gunning nog niet was voltooid - daarvoor was levering van de schepen aan de veilingkoper vereist - en dus op de dag van de faillietverklaring dadelijk een einde nam, met als gevolg dat geen verdere handelingen, gericht op de voortzetting en voltooiïng van de tenuitvoerlegging, meer bevoegdelijk konden worden verricht.

Onjuist is voorts de opvatting van onderdeel 7 dat uit art. 570 Rv. in verbinding met art. 525 Rv. zou volgen dat de verkrijging van executoriaal verkochte schepen niet plaatsvindt door overdracht maar door een "overige" in de wet aangegeven wijze van eigendomsverkrijging als bedoeld in art. 3:80 lid 3 BW. Ook in geval van executoriale verkoop van goederen vindt de verkrijging op grond van art. 3:80 lid 3 plaats door overdracht. Deze vindt ten aanzien van teboekgestelde schepen op grond van art. 3:89 lid 4 BW plaats door levering welke ingevolge art. 570 in verbinding met art. 525 lid 1 Rv. geschiedt door inschrijving van het proces-verbaal van toewijzing. Het onderdeel faalt daarom.

Vindplaats(en): JBPr 2008, 20; JOL 2008, 50; JOR 2008, 84; NJ 2008, 66; Rechtspraak.nl; RvdW 2008, 150