jurisprudentie brv art 398-429

ECLI-NL-HR-2012-BV9604

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2012:BV9604

Inhoudsindicatie:

Ontvankelijkheid cassatieberoep; ontbrekende bladzijde cassatiedagvaarding; voldoet middel aan de eisen van art. 407 lid 2 Rv? Geen herstelmogelijkheid op grond van art. 120 Rv. (HR 23 mei 2003, LJN AF5885, NJ 2003/602).

Vindplaats(en): NJ 2012, 341; NJB 2012, 1316; Rechtspraak.nl; RvdW 2012, 772

ECLI-NL-HR-2009-BI0773

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2009:BI0773

Inhoudsindicatie:

R.O. 3.1.

In deze zaak is cassatieberoep ingesteld door middel van een op 18 april 2013 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift. Dit verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv., omdat het niet is ingediend en ook niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Uit (onder meer) HR 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI0773, NJ 2010/212, volgt dat dit gebrek in cassatie kan worden hersteld door datzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. In zodanig geval zal als de dag waarop de zaak is aangebracht, gelden de dag waarop het oorspronkelijke verzoekschrift is ingediend.

R.O. 3.2.

Het op 1 mei 2013, derhalve na het verlopen van de cassatietermijn, ingediende verzoekschrift tot cassatie is weliswaar alsnog ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, maar het bevat andere klachten dan het op 18 april 2013 ingediende verzoekschrift. Omdat aldus niet het gebrek in het oorspronkelijke verzoekschrift is hersteld, dient [verzoeker] in zijn beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Vindplaats(en): Rechtspraak.nl

ECLI-NL-HR-2003-AF5885

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2003:AF5885

Inhoudsindicatie:

RO. 2.1

De dagvaarding in cassatie voldoet niet aan de eisen van art. 407 lid 2 Rv., daar zij niet een omschrijving bevat van de middelen waarop het beroep steunt. Highway heeft aangevoerd dat zij dit gebrek op de voet van art. 92 (oud; thans 120) Rv. heeft hersteld door het onder 1 aangehaalde herstelexploit, waarin mede drie middelen van cassatie zijn aangevoerd. Dit verweer faalt omdat het ontbreken in de cassatiedagvaarding van de middelen waarop het beroep steunt, behoudens bijzondere omstandigheden, die in het onderhavige geval zijn gesteld noch gebleken, een gebrek is dat niet vatbaar is voor herstel buiten de cassatietermijn, ook niet langs de weg van art. 92/120 Rv.

RO. AG. 2.16

Een herstelexploit kan slechts dienen om gebreken in de dagvaarding te herstellen

die met nietigheid zijn bedreigd dan wel om andere processuele verzuimen te herstellen. Daarvan is in deze zaak geen sprake. Het ontbreken van middelen in (het exploit van) de cassatiedagvaarding leidt volgens vaste rechtspraak tot niet-ontvankelijkheid, evenals overigens het intrekken van middelen tijdens de instantie(22).

Vindplaats(en): JOL 2003, 299; NJ 2003, 602; Rechtspraak.nl

ECLI-NL-HR-2009-BG9906

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2009:BG9906

Inhoudsindicatie:

Procesrecht; cassatieberoep niet-ontvankelijk wegens overschrijding van cassatietermijn; dag van de uitspraak, bekendheid van procureur, geen uitzondering op strikte handhaving beroepstermijn.

Vindplaats(en): Rechtspraak.nl; NJ 2009, 206; RvdW 2009, 585; NJB 2009, 931

ECLI-NL-HR-2007-AZ2041

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2007:AZ2041

Inhoudsindicatie:

Procesrecht. Niet-ontvankelijk cassatieberoep omdat voorgedragen middelen niet voldoen aan de van een middel te vergen precisie en bepaaldheid (art. 407 lid 2 en 419 Rv.).

Vindplaats(en): JOL 2007, 11; NJB 2007, 270; Rechtspraak.nl; RvdW 2007, 89

ECLI-NL-HR-2004-AO1315

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2004:AO1315

Inhoudsindicatie:

RO. AG. 5.

De termijn waarbinnen in zaken als de onderhavige cassatieberoep kan worden ingesteld is drie maanden te rekenen vanaf de dag van de uitspraak. Dit volgt uit art. 402 lid 1 Rv.

RO. AG. 6.

Over de aanvangsdatum en de einddatum van de cassatietermijn vermeldt Veegens (Cassatie in burgerlijke zaken, 1989, nr. 67) onder meer:

"De gewone termijn van cassatie bedraagt drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. Deze dag zelf telt niet mee waardoor het uur van de uitspraak onverschillig is. Pogingen de termijn nog een dag uit te rekken en hem naar Frans voorbeeld in vrije maanden te berekenen, hebben altijd gefaald. De termijn eindigt met de dag van de derde maand na die waarin het vonnis is geveld die gelijk genummerd is met de dag van de uitspraak. Van een arrest, gewezen op 6 januari, moet de verliezende partij zich uiterlijk op 6 april in cassatie voorzien. Onder maanden zijn te verstaan kalendermaanden, niet tijdvakken van dertig dagen. Door de onregelmatigheid van onze kalender kan de termijn dus variëren van 89 tot 92 dagen.

Ontbreekt een overeenkomstige dag in de laatste maand, dan eindigt de termijn met de afloop van die maand. Het cassatieberoep tegen een arrest van 30 november moet dus worden ingesteld uiterlijk op 28 februari in een gewoon jaar en op 29 februari in een schrikkeljaar."

Vindplaats(en): JOL 2004, 142; NJ 2004, 424; Rechtspraak.nl